Beschouwingen
Beschouwingen, gedichten, e.d.
Deze pagina is steeds in opbouw. Ik ga hier de beschouwende stukjes en gedichten plaatsen die ik tot dusver - 13-01-2007 - in het Logboek opnam. Het gaat over van alles en nog wat. Ik vind dat ze er eigenlijk niet thuishoren, ze onderbreken teveel het "lopend verhaal" van het Logboek, naar mijn smaak. En per slot is niet iedereen erin geinteresseerd.
Waarom ik die stukjes schrijf? En de gedichten? Deze hele site, trouwens? Behoefte aan zelfexpressie? Aan communicatie? IJdelheid? Laten zien hoeveel ik gelezen heb? Publicitaire kippendrift? Ongeremde eigenwijsheid? Exhibitionisme? Een gefnuikt ego? Existentiële eenzaamheid? Bestaanswalging? Allemaal waar... En voor de lol, natuurlijk. Trouwens, dacht je dat zonder de aanwezigheid van dergelijke dubieuze motieven kunst, wetenschap, politiek en literatuur überhaupt zouden bestaan?
Inhoudsopgave
Motto | Indrukwekkend, hè? Het is behangsel | Naar item |
27-03-2011 | Kunstmanifestatie BRAIN/Internal Affairs op YouTube. | Naar item |
05-04-2010 | Mathilde. Over een liefde die begon in Parijs | Naar item |
13-02-2010 | De valse start van Prismant. Hoe de eerste directie van Prismant in 2000 ten val kwam | Naar item |
03-02-2010 |
De geschiedenis van een huis dat er niet meer is. Over Het Hof van Andel |
Naar item |
22-01-2010 | De Roos van Paracelsus. Een parabel van Jorge Luïs Borges (met een begin van commentaar) | Naar item |
25-12-2009 |
Over het magnetisme in "The Fluff" Een ontdekking vlak voor Kerstmis 2009 |
Naar item |
20-09-2009 | Terug in Istanboel (gedicht) | Naar item |
22-04-2009 |
"Cherry picking" in het klimaatdebat. Over de kritiek op het rapport "De Staat van het Klimaat 2009" |
Naar item |
12-04-2009 |
"Piraten moeten onze droom niet verstoren" Over de kaping van het zeiljacht "Tanit" en de dood van zijn kapitein |
Naar item |
05-03-2009 |
"Primum non nocere", Dr. J.W. van den Blink Ingezonden brief Medisch Contact 10, 05-03-2009 |
Naar item |
08-02-2009 |
Waar zijn de buitenaardse beschavingen? Over de Drake Equation en Fermi´s Paradox |
Naar item |
17-12-2008 | Een bijzondere wijze van begraven | Naar item |
25-11-2008 | Over piraten in de Golf van Aden | Naar item |
24-11-2008 |
Mijn "werkprogramma" van 5 raadselachtige zaken Piekeren over het wereldraadsel |
Naar item |
26-10-2008 | Darwinisme in de gezondheidszorg | Naar item |
02-04-2008 | De Zuilen van Hercules passeren | Naar item |
20-03-2008 | Ik bedoelde wat anders te vragen (gedicht) | Naar item |
04-03-2008 | Wat staat ons te wachten? | Naar item |
23-02-2008 | Is de mens de oorzaak van opwarming? | Naar item |
29-01-2008 | Klein In Memoriam voor Kees | Naar item |
06-01-2008 | Zonder illusies ben je nog niet gek | Naar item |
25-12-2007 | Koffie na de borrel (gedicht) | Naar item |
19-12-2007 | Abrupte klimaatverandering (2) | Naar item |
08-12-2007 | Bij de dood van André Gorz | Naar item |
03-12-2007 | Over de boeken van Bjorn Lomborg | Naar item |
24-11-2007 | Wat kun je zien in ijsboorkernen? | Naar item |
06-11-2007 | Meia Praia (gedicht) | Naar item |
27-07-2007 | Zeldzame aarde | Naar item |
19-05-2007 | De kathedraalboom De kathedraalboom gevonden De kathedraalboom verloren De kathedraalboom in 1925 De foute kathedraalboom gevonden Het is een Japanse Wolmispel! Mooie kathedraalboom in Alicante |
Naar item Naar item Naar item Naar item Naar item Naar item Naar item |
13-04-2007 | Ani Karnasih, 1925 - 2007 | Naar item |
24-03-2007 | Ben ik cynisch geworden? | Naar item |
10-02-2007 | Madame Sabatier | Naar item |
06-02-2007 | Infelice (3) | Naar item |
25-01-2007 | Bij de dood van Ryszard Kapuscinski | Naar item |
18-01-2007 | Beveiliging bij onweer | Naar item |
04-01-2007 | Abrupte klimaatverandering (1) | Naar item |
03-01-2007 | Het warmste jaar sedert 1706 | Naar item |
31-12-2006 | Het drama van de Welsh Dragon Naschrift 12-12-2007 |
Naar item Naar item |
30-12-2006 | Infelice (2) | Naar item |
29-12-2006 |
Leven is niet uniek (Corot satelliet) Corot ontdekt superzware exo-planeet |
|
28-12-2006 | Infelice (1) | Naar item |
13-12-2006 |
De AOW-opbouw en het Briefadres De strijd om een briefadres verloren (vervolg 3) Artikel over de strijd rond het briefadres |
|
10-12-2006 | Sandra R. (naam gewijzigd) | Naar item |
18-11-2006 | Leven is onvermijdelijk | Naar item |
11-11-2006 | Robinson Jeffers | Naar item |
22-10-2006 | Een Guppy 13 | Naar item |
20-10-2006 | Bas Jan Ader | Naar item |
Indrukwekkend hè? Het is behangsel
Motto (13-01-2007)
In deze rubriek geldt een ander motto dan op de rest van de website. Het noodt tot bescheidenheid. Het is verwoord in een cartoon die ik ooit in het begin van de jaren '60 uit het toenmalig geïllustreerd weekblad "Sjors en Sjimmie" knipte. Ik lijstte het in en sedert 1965, toen ik in de Croeselaan in Utrecht op kamers ging wonen om Geneeskunde te studeren, heeft het naast mijn boekenkast gehangen. Nu hangt het in mijn bibliotheek. Vanavond haalde ik het voorzichtig uit het lijstje waar het ruim 40 jaar in zat, om het te scannen en op de website te zetten. Het viel bijna uit elkaar. "Indrukwekkend, hè? 't Is behangsel" Zo is het! Ik neem het niet mee aan boord op wereldreis maar het is in mijn hoofd en het staat - nu - op deze website.
Terug naar boven
Kunstmanifestatie BRAIN/Internal Affairs op YouTube
Filmpje van de opening van de manifestatie op 22 augustus 1992 + NOS-Journaal van die dag
27-03-2011
Bij het uitzoeken van een doos oude video's en DVD-schijfjes vond ik van de week de opnames terug, die in 1992 gemaakt werden bij de opening van de kunstmanifestatie BRAIN/Internal Affairs. De manifestatie over hersenen en kunst die in de nazomer van dat jaar plaatsvond in het oude, leegstaande gebouw van het Beatrixziekenhuis in Gorinchem, voordat het voorgoed gesloopt zou worden. Een intensief gebeuren van zes weken dat bestond uit een expositie van 40 kunstenaars die het gebouw - alle muren blauw geschilderd tot hersenhoogte - hadden veranderd in een soort hersenspeeltuin, met verder een lezingencyclus en een symposium, een concertenserie en een filmfestival. Onvergetelijk! Ik noem het vaak het mooiste dat ik in mijn leven georganiseerd heb. Bovendien kwamen Ans en ik elkaar daar voor 't eerst tegen. Bas hielp me gisteravond om een deel van het materiaal, met ondermeer de uitzending van het NOS-Journaal op zaterdagavond 22 augustus 1992, op YouTube te zetten (zie hiernaast) Je ziet ondermeer Minister van WVC Hedy d'Ancona bij de opening en hoe een bijna twintig jaar jongere, zeer vermoeide Zijlstra, hevig rokend en nog lang geen schipper, zijn wonderlijke kermis- en beestenspul aanbeveelt. En vele anderen die ook allemaal twintig jaar ouder zijn geworden.
Mathilde
Over een liefde die begon in Parijs
06-04-2010
Vannacht lichten de beelden geleidelijk weer op op het innerlijk beeldscherm van mijn geheugen. Het was vroeg in januari 1969, dat studiebezoek van een tiental Utrechtse studenten aan Parijs waarover ik eergisteren schreef naar aanleiding van het overlijden van Rudy Kousbroek. Het was georganiseerd en voorbereid door mijn mede USF-bestuurder Frans Altena, samen met een studente psychologie, Til D. die vloeiend Frans sprak en die ik altijd Mathilde noemde vanwege het gelijknamige lied van Jacques Brel. Het was de bedoeling dat wij - revolutionairen in de dop - van alles leerden over de meirevolte van een jaar eerder. Dus toerden niet alleen langs Rudy Kousbroek en verslaggever Bob Groen, die het hadden meegemaakt, maar ook langs bekende lokaties van de revolte zoals de Sorbonne, het Odéon Theater en het studenten wooncomplex in Nanterre, waar de revolte begon die later zelfs president Charles de Gaulle naar zijn troepen in Duitsland deed reizen om zich van hun steun te verzekeren. Een revolte die begon als een protestactie van de mannelijke studenten omdat gemengd wonen op hun wooncomplex niet toegestaan was. We bezochten een aantal van die studentenleiders aan de universiteit en in het Quartier Latin, waar de fameuze straatgevechten op de barricades zich iedere nacht van die meimaand hadden afgespeeld. Alles gistte nog, het was immers allemaal niet meer dan een halfjaar geleden. Om de smaak te pakken te krijgen namen we zelfs deel aan een demonstratie van de communistische vakbond CGT en liepen mee vanaf de Place de la Republique langs de Bastille. Het gaf ons uiteraard een nogal authentieke indruk van wat massa´s wel niet vermochten.
We logeerden in het Hotel des Grands Hommes op het Place du Panthéon. Tegenwoordig een 3-sterren hotel maar toen een schamel en zelfs gevaarlijk labyrinth van smalle trappen, kronkelgangen en onooglijke kamertjes, vergeven van de kakkerlakken. Het hotel verkreeg enige bekendheid doordat hier een belangrijke
gebeurtenis uit de surrealistische beweging in de kunst en de letteren plaats had. In de lente van 1919 vonden de surrealisten André Breton en Philippe Soupault er de "écriture automatique" uit en luidden met het schrijven van "Les Champs Magnétiques" de geboorte van het surrealisme in. Een kleine plaquette aan de gevel van het hotel getuigt daar nog van (zie hiernaast) Het was ontzettend koud, die januarimaand in het Parijs van 1969, het vroor dat het kraakte. Dat belette Mathilde en mij niet om er iedere nacht samen op uit trekken en tot aan het |
kille ochtendgloren samen door de straten en langs de kunstenaarskroegen van het Quartier Latin te zwerven. Sedert enige maanden had ik een relatie met de jongere zus van collega Frans. Van de kou had ik helemaal geen last want ik werd daar in Parijs smoorverliefd op Mathilde. Mathilde sprak vloeiend Frans, dat was de reden dat zij bij de voorbereiding van de studiereis betrokken was. Ik keek erg tegen haar op, zij had een aantal jaren in Straatsburg gestudeerd en daar een relatie met een Saoedische prins gehad die ze in onze steeds vertrouwelijker wordende gesprekken verketterde. Wat me bovenal ontzag inboezemde was echter dat ze met mannen naar bed ging. Toen was dat nog niet zo gebruikelijk als nu, met de studentes die ik kende kwam je niet verder dan zoenen en voelen. Ik vernam het van collega Frans, die me voor haar waarschuwde. Hij was namelijk vooraf met haar naar Parijs was geweest om ons programma samen te stellen. En naar bed met haar. Tja, zoals ik zei, het maakte haar voor mij alleen maar interessanter. De warmte van onze prille verliefdheid verjoeg de snijdende kou in de stad maar het bleef toch onverhoopt platonisch. Iets zei me dat ik het met dit meisje voorzichtig aan moest pakken. Terug in Utrecht duurde het echter niet lang toen ik bij haar langsging op haar kamertje - een pijpenlaatje boven de voordeur - in de Prins Hendrikstraat, tegenover de mortuariumuitgang van het toenmalige Sint Antoniusziekenhuis. Peinzend zag ik dagelijks door het raam de lijkwagens aan- en afrijden. Haar eenpersoonsbed bood ampel ruimte voor onze erotische verkenningen, waarbij ze me veel leerde dat ik nog niet wist. Mijn beheersing van de Franse taal steeg eveneens met sprongen. Ze leerde me ook houden van het Franse chanson, van Jacques Brel en anderen. Ik maakte de zus van mijn bestuurscollega Frans natuurlijk doodongelukkig, maar het was niet tegen te houden.
Onze verhouding duurde twee jaar. Mathilde was klein van stuk met...eh, nu ja...mooie, welgeschapen borsten. Ze had een klein rond gezicht met lichtbruin, halflang haar, een kleine neus en smalle lippen waarop meestal een wat verbeten trek lag. Anders dan de andere studentes die ik kende, droeg ze rokjes, stifte haar lippen en maakte zich op. We sliepen beurtelings een week bij haar en een week op mijn kamer in het IBB-studentecomplex. Haar ouders woonden in Wezep in een bosperceel. Ze hadden een soort huisjesmanie. Behalve hun woning stonden er op het perceel nog twee houten huisjes, waarin haar vader het grootste deel van zijn omvangrijke boekencollectie bewaarde. In die periode kwam er nog een derde huisje bij, een theekoepeltje. Ik probeerde wekenlang in zo´n huisje voor mijn kandidaatsexamen geneeskunde te studeren, maar verzeilde strijk en zet verzonken in een of ander boek dat ik snel wegmoffelde als Mathilde of haar moeder de ogenschijnlijk hard zwoegende student van koffie kwamen voorzien. Ik slaagde desondanks op wondere wijze toch voor mijn kandidaats. Het gezin had ook een huisje in de Ardennen, in de buurt van Stavelot en een ander, een bouwval die tot een fraai landhuisje werd omgebouwd in de Provence, niet ver van de Mont Ventoux. Regelmatig brachten we er kortere en langere vakanties door.
Na mijn periode in het USF-bestuur werkte ik een paar jaar mee aan het Utrechtse studentenweekblad "Trophonios" dat toen geleid werd door Leo Damen. Ondermeer schreven Henk Bezemer, de latere Zeilen-redacteur, en ik zwaar leesbare en niet bijzonder heldere artikelen over marxistische theorie, die ik later nooit meer heb durven herlezen. Mathilde droeg bij aan de administratie van het blad maar al die radikaliteit van ons stond ver van haar af. Ik herinner me dat ze sceptisch meedeed aan de bezetting van het Academiegebouw op het Utrechtse Domplein, die we in juni 1969 vanuit de USF organiseerden. Een jaar na de Parijse meirevolte, die ons verlaat samen had gebracht. Van die bezetting bezit ik één foto waar ze opstaat met haar bleke gezichtje, een smalende trek om de mond. Ze zit onder het spreekgestoelte, de katheder van waaraf wij studentenleiders de massa bezettende studenten toespraken. Wat we er leerden? Vooral vergaderen en vergaderingen de (goede) kant opleiden, een vaardigheid die ons later in het polderende Nederland goed van pas kwam. Al mijn andere foto´s waar ze opstond wist ze van woede te verscheuren toen ik de verhouding na twee jaar beëindigde. Niet omdat ik verliefd op een ander werd, zoals meestal het geval is, maar omdat haar bezitterige natuur me benauwde en beklemde. Jaren daarna sprak ik eens een latere minnaar van Mathilde; ze had geen goed woord voor mij meer over en verketterde me, zei hij, zonder twijfel op dezelfde wijze als ze bij mij destijds die Saoedische prins verketterde. Weer jaren later kwam ik hem nog eens tegen, het was uit met Mathilde en hij werd nu ook verketterd. Het is nu allemaal veertig jaar geleden. Zou Mathilde ooit gelukkig zijn geworden? Geen idee, ik heb haar nooit meer teruggezien en ik geloof ook niet dat ze dat op prijs zou stellen. Het is natuurlijk nergens voor nodig, maar soms vraag je je af wat er van iemand geworden is.
Ach, toch, tot slot natuurlijk de tekst en een vertaling van dat indringende chanson "Mathilde" van Jacques Brel, dat nog altijd - hoewel het niet over haar gaat - Til D. voor mijn geestesoog weet op te roepen. Daaronder in het volgende blokje een videoregistratie van JeTube waarin Brel het lied live zingt.
Ma mère voici le temps venu D'aller prier pour mon salut Mathilde est revenue Bougnat tu peux garder ton vin Ce soir je boirai mon chagrin Mathilde est revenue Toi la servante toi la Maria Vaudrait peut-être mieux changer nos draps Mathilde est revenue Mes amis ne me laissez pas Ce soir je repars au combat Maudite Mathilde puisque te voilá Mon coeur mon cueur ne t'emballe pas Fais comme si tu ne savais pas Que la Mathilde est revenue Mon coeur arrête de repeter Qu'elle est plus belle qu'avant l'été La Mathilde qui est revenue Mon coeur arrête de bringuebaler Souviens-toi qu'elle t'a déchiré La Mathilde qui est revenue Mes amis ne me laissez pas non Dites-moi dites-moi qu'il ne faut pas Maudite Mathilde puisque te voilá Et vous mes mains restez tranquilles C'est un chien qui nous revient de la ville Mathilde est revenue Et vous mes mains ne frappez pas Tout ça ne vous regarde pas Mathilde est revenue Et vous mes mains ne tremblez plus Souvenez-vous quand je vous pleurais dessus Mathilde est revenue Vous mes mains ne vous ouvrez pas Vous mes bras ne vous tendez pas Sacre Mathilde puisque te voilá Ma mère arête tes prières Ton Jacques retourne en enfer Mathilde m'est revenue Bougnat apporte-nous du vin Celui des noces et des festins Mathilde m'est revenue Toi la servante toi la Maria Va tendre mon grand lit de draps Mathilde m'est revenue Amis ne comptez plus sur moi Je crache au ciel encore une fois Ma belle Mathilde puisque te voilá te voilá |
Moeder, het is tijd om voor me te bidden. Mathilde is terug. Je kunt je wijn houden, kroegbaas, want vanavond drink ik mijn verdriet op. Mathilde is terug. Het is misschien beter dat jij, meid Maria, het bed verschoont, want Mathilde is terug. Vrienden, sta me bij. Vanavond treed ik weer in het strijdperk, omdat je er weer bent, verdomde Mathilde.
M'n hart, sla niet op hol, doe alsof je niet weet dat Mathilde terug is. M'n hart, hou op met te herhalen dat ze nog mooier is dan vóór de zomer. Mathilde, die terug is. M'n hart, hou op met kloppen, denk eraan dat ze je verscheurd heeft. Mathilde, die terug is. Vrienden, laat me niet alleen, zeg me dat ik het niet moet doen, nu je er bent, verdomde Mathilde.
En m'n handen hier, hou je stil. Het is een weggelopen hond die terugkomt. Mathilde is terug. M'n handen hier, sla niet. Het gaat je allemaal niks aan. Mathilde is terug. M'n handen, tril niet meer Denk eraan, als mijn tranen erop vallen, dat Mathilde terug is. M'n handen, open je niet. Armen, strek je niet uit. Verdomde Mathilde. Omdat je er bent.
Moeder, hou op met bidden. Je Jacques gaat naar de hel terug. Mathilde is bij me terug. Kroegbaas, breng ons wijn, die van de bruiloften en de feesten. Mathilde is bij me terug. Jij serveerster, jij Maria, leg lakens op mijn grote bed, Mathilde is bij me terug. Vrienden, reken niet meer op mij. Ik spuw nog één keer naar de hemel, omdat ze terug is, m'n mooie Mathilde. |
Jacques Brel zingt het chanson Mathilde op JijBuis
Op JijTube vind je alles. Hier vertolkt Jacques Brel zijn chanson "Mathilde" De vertaling die meeloopt is wat anders dan die hierboven staat.
De valse start van Prismant
Hoe de eerste directie van Prismant in 2000 ten val kwam
13-02-2010
Gisteren kwam het bericht dat Prismant ("Hét kennis- en expertisecentrum in het hart van de zorg") op de fles is. Het verlies over 2009 bedroeg liefst 3 miljoen euro. Er is surséance van betaling aangevraagd. Ik veronderstel dat die aanvraag gedaan is door Guus van Montfort, de huidige directeur van Prismant én de vroegere directeur van het NZi. Tussen zijn huidige en vroegere aanstelling ligt een periode van een jaar of acht. In die tijd is het dus goed misgegaan. Het doet me verdriet. Maar alles vergaat. Reden om eens terug te kijken op de tijd dat ik betrokken was bij de oprichting van dat mooie instituut dat we eind 1999 "Prismant" doopten.
Het jaar 1999 was een gedenkwaardig jaar in de Gorcumse gezondheidszorg. Na vijf jaren van achtereenvolgende fusies was per 1 januari 1999 de Rivas Zorggroep opgericht, het eerste transmurale zorgconcern in Nederland waarin het lokale ziekenhuis, twee verpleeghuizen, vijf verzorgingshuizen en de regionale organisatie voor thuiszorg en maatschappelijke dienstverlening opgingen in één bestuurlijke organisatie. Een verticaal verband, zoals het heette, waarmee we beoogden de schotten in de organisatie en de financiering van de zorg te doorbreken. Om daarmee een betere én goedkopere patiëntenzorg te kunnen bieden. Een groot deel van dat succesvolle fusietraject is beschreven door Robbert Huijsman en Lucie Boonekamp in hun boek "Bouwen aan een transmuraal zorgconcern" (De Tijdstroom, 1998)
Ik werd de eerste directievoorzitter van het nieuwe zorgconcern met ruim 3000 medewerkers en ik herinner me goed dat ik me dat voorjaar afvroeg wat ik verder met mijn werkzame leven zou doen. Na meer dan twaalf succesvolle jaren in Gorcum had ik het gevoel dat er iets anders moest volgen. Op dit hoogtepunt van mijn loopbaan, ik was 52 jaar, zou ik nog één keer iets anders willen doen. Per slot kun je beter op je top weggaan. Maar wat? Ik herinner dat ik er een aantal keren uitvoerig over sprak, zittend op een bankje in de rozentuin voor het ziekenhuis (dat rosarium is er nu niet meer) met Harry Juch, een adviseur die toen bij Deloitte & Touche werkte (en die samen met Chris Nas ook een boekje schreef over wat toen in den lande "het Gorcumse model" werd genoemd: "Ontschotten in Gorinchem", 1999, Deloitte & Touche) Maar ik kwam er niet uit. Existentiële aarzeling op een kruispunt in je leven. Had ik toen geweten dat ik een jaar later na een mislukt avontuur op straat zou staan!
In die periode van twijfel en van zoeken kwam Guus van Montfort bij me langs. Het zal in april of mei 1999 geweest zijn. Guus was een paar eerder maanden vertrokken als langjarige directeur van het NZi (Nationaal Ziekenhuisinstituut) te Utrecht om toe te treden tot de top van het zorgverzekeringsconcern Achmea. Hij viel met de deur in huis: zou ik zijn opvolger willen worden bij het NZi? Een onderzoeksinstituut, daar had ik nog nooit aan gedacht. Later zou ik in een interview met - ik meen - het personeelsblad van het NZi zeggen dat het me toen verging alsof je op school al jaren in dezelfde klassen zit met een meisje, je ging altijd tegelijk met haar over naar de volgende klas zonder dat ze je ooit opviel. En plotseling gingen door welke reden dan ook je ogen open en zag je opeens hoe ongelooflijk mooi ze was. Het NZi dus. Er kwam een lange reeks gesprekken, met de Raad van Commissarissen, met de ondernemingsraad, het managementeam en met een dure adviseur van het prestigieuze adviesbureau GITP, Joost van Hamel. Ik werd steeds enthousiaster, vooral toen me bleek dat men het NZi wilde fuseren met de SIG (Stichting Informatie Gezondheidszorg), eveneens te Utrecht gevestigd. Dat leek me een geweldig plan: een fusie van een van de meest gerenommeerde onderzoeksinstituten in de zorg met de grootste database van diezelfde zorg! Het was altijd de droom van Guus geweest. Dat fusieproces werd begeleid door Van Hamel en behalve met hem sprak ik dus ook uitvoerig met de Raad van Toezicht van de SIG, die als voorzitter Sape Braaksma had, een collega-ziekenhuis directeur van me (in Zwolle) en die ik wel kende. Ondermeer van een studiereis naar Scandinavië omstreeks 1990.
In mijn enthousiasme negeerde ik twee dingen. NZi en SIG waren al jaren grote concurrenten van elkaar, want het NZi had ook een belangrijke informatiepoot. Ze konden elkaar niet luchten of zien en kenden een sterk verschillende organisatiecultuur. En in de tweede plaats - Van Hamel vertelde me dat ietwat besmuikt - had de RvT van de SIG zojuist, tegen zijn advies en buiten het NZi om, de interim-directeur van de SIG een vaste aanstelling gegeven. Dat was Atze Sytsma, een volledige outsider in de gezondheidszorg en ook voor mij een onbekende. Vreemd, als je je realiseert dat er in een fusieorganisatie van ongeveer 250 mensen voor twee directeuren nu eenmaal onvoldoende werk is en als je nota bene twee vacatures hebt... Het had een waarschuwing voor me moeten zijn! Het is me nog steeds een raadsel hoe Braaksma c.s. dat hebben kunnen doen. Maar in mijn enthousiasme sloeg ik het innerlijke stemmetje in de wind. Dat was vragen om moeilijkheden. Die kwamen dan ook.
Op 1 oktober 1999 werd ik de laatste directeur van het NZi. Mijn collega Sytsma van de fusiepartner SIG bleek helaas in het geheel geen organisatietalent te bezitten. Dat zeg je niet zo gauw van iemand. Maar geloof me, hij kon het écht niet. Bovendien kende hij de zorgwereld niet en maakte pijnlijke blunders in gesprekken met potentiële opdrachtgevers. Opdrachtacquisitie lukte ook niet want hij kende niemand. We werkten onder de hoge druk van de naderende fusiedatum hard om de komende fusie gestalte te geven, samen met de managementeams en een kerngroep van sleutelfiguren uit beide organisaties. De naam Prismant werd bedacht tijdens een sessie met een grote groep medewerkers van beide kanten. (Prismant = "hij die prismeert", dat wil zeggen die met behulp van een prisma iets - het licht - ontleedt in zijn samenstellende delen) |
Vrij snel werden we het eens over de nieuwe organisatiestructuur, maar het moeilijkste probleem was - als altijd - de bemensing. De "poppetjes", zoals dat altijd genoemd wordt en waarvan er - eveneens als altijd - teveel waren. Meer kandidaten dan beschikbare functies.In een sfeer waarin men elkaar als water en vuur beschouwde de meest moeilijke kwestie. Vanuit beide organisaties keek men ons beiden intens en vol achterdocht op de vingers. Tot op de dag van vandaag herinner ik me hoe Sytsma en ik de dag voor Kerstmis 1999 na uren van discussie de knoop doorhakten. Dat was op mijn kamer in het vroegere Ziekenhuiscentrum aan de Oudlaan in Utrecht, waar het NZi gehuisvest was. De opzet noteerde ik op het electronische whiteboard aan de muur, dat ik van mijn voorganger Guus geërfd had. Ik maakte er twee kopieën van en gaf Atze er één van. Ik herinner me haarscherp hoe ik Atze opgelucht op de rug sloeg en zei "Atze, dit is de belangrijkste slag die we moesten maken, nu kan het niet meer verkeerd gaan!" Mijn eigen kopie van die afspraak heb ik nog steeds in mijn bezit. Hij zit ergens in een doos in de opslag van onze inboedel.
Het veel te dure gebouw dat Prismant liet bouwen in de polder Papendorp bij Utrecht |
Na de feestdagen - de fusie was inmiddels een feit - ontkende Sytsma tot mijn volledige verbijstering het bestaan van de afspraak. Ik toonde hem de kopie maar hij beweerde die niet te kennen. Ook over andere zaken waren we het niet eens, bijvoorbeeld de huisvestingskwestie. Sytsma opteerde, gesteund door RvT-voorzitter Braaksma, voor nieuwbouw. Ik vreesde dat het een molensteen om onze nek zou worden en pleitte voor een flexibeler en voorzichtiger koers. De SIG zat immers in een mooi en groot voormalig bankgebouw op de Maliebaan en dicht in de buurt waren mogelijkheden genoeg om voldoende aanvullende kantoorruimte te huren. De impasse die volgde duurde tot begin maart. De beide organisaties, de ondernemingsraden en alle anderen zaten alsmaar te wachten op een machteloze want diep verdeelde directie. Het kon niet zo voortduren. |
In die weken erna bleek me dat hij toezeggingen had gedaan waar ik niets van afwist. Toezeggingen aan SIG-medewerkers voor sleutelfuncties binnen de nieuwe Prismant-organisatie. Anders dan ons accoord van vlak voor Kerstmis. Toen maakte ik mijn tweede fout (de eerste was dat ik mijn innerlijke waarschuwing negeerde): ik was het zat en zei nogal plompverloren mijn vertrouwen in Sytsma op en meldde dat bij Braaksma die toen juist op vakantie was. Dat was erg stom van me. Eén van de lessen in de omgang met een RvT luidt: "No surprises!" Je moet ze ruimte laten en niet voor het blok zetten. Ik had de impasse gewoon aan de RvT moeten voorleggen, maar een volledige vertrouwensbreuk geeft ze weinig keus meer. Begrijpelijk dat Braaksma kwaad was. Niettemin schakelde hij Van Hamel in om de kwestie op te lossen.
Van Hamel riep ons bij zich en onder leiding van zijn GITP-collega Mieke Bello (later bekend geworden als soulmate van Pim Fortuyn) hadden we een aantal sessies in het GITP-kantoor. Bello pakte de zaak keihard aan met een soort confrontatiemethode maar wij gaven geen krimp. Ik herinner me dat ik over de outsider Sytsma zei "Binnen de instelling hoeft hij niks en buiten de instelling kan hij niks" Niet erg zachtzinnig, wel duidelijk en feitelijk. Het schoot natuurlijk niet op. Uiteindelijk presenteerden Van Hamel en Bello een oplossing: ik zou voorzitter van de directie van Prismant worden en Sytsma zou op termijn van een jaar vrijwillig en onbeschadigd vertrekken. We mochten er een kwartier over nadenken. Dat ik instemde kan men zich voorstellen, over een jaar zou ik immers alleen directeur zijn. Sytsma ging niet accoord en Van Hamel rapporteerde buiten ons om aan de RvT dat er geen oplossing bestond. (Daarmee schond hij de beroepscode van de ROA, die hem er terecht een paar jaar later voor berispte. Dat verhaal staat hier) Vervolgens stuurden Braaksma c.s. ons allebei de laan uit en stelden Fred Plukker als interim-directeur aan. Daarmee corrigeerden ze hun eigen aanvankelijke fout: Prismant had eindelijk één directeur zoals het van meet af aan had moeten hebben.
Uiteraard was ik zwaar aangeslagen. Na de top van mijn loopbaan in Gorcum was ik als gevierde held van de eerste transmurale fusie diep gevallen en stond binnen een halfjaar na mijn vertrek bij Rivas op straat. De rest is gauw verteld maar was zwaar om mee te maken: ik interimde wat tot ik in de herfst van 2000 Henk Bijker tegenkwam die vroeg of ik in Enschede lid van de RvB in het MST wilde worden. Dat is een ander verhaal. Sape Braaksma, de RvT-voorzitter en vormalige collega, heb ik nog een keer ontmoet in hetzelfde najaar. We lunchten ergens in Zwijndrecht aan het water. Ja, zei hij, bij nader inzien hadden we misschien toch anders moeten kiezen. Mosterd na de maaltijd, noem je dat. Atze Sytsma heb ik nooit meer teruggezien en dat betreur ik niet.
Nu, tien jaar later, is dat prachtige Prismant failliet aan het gaan. Na Fred Plukker kwam Michel Dutrée aan het bewind. Ik heb hem nog een keer opgezocht in dat dwaze nieuwe gebouw in de polder Papendrecht tussen verkeersplein Oudenrijn en het Merwedekanaal. Hij zetelde in een kale, inpandige design kamer. Ik schat dat dat in 2005 was. Het kil aandoende gebouw stond al voor een deel leeg. Wat Michel erover zei, zal ik niet herhalen. Dat moet hij zelf maar doen. Toen hij vertrok kwam de old soldier Van Montfort, inmiddels gepensionneerd bij Achmea, terug. Ik had hem en zijn medewerkers meer succes gegund en het zou me goed doen als Prismant de weg naar een nieuwe start weet te vinden. Medewerkers en oud-medewerkers reageren ondertussen op het nieuwsbericht bij Zorgvisie. Een oud-medewerker schrijft anoniem (waarom toch noemen mensen hun naam eigenlijk niet?):
"Vanuit een riant financiele positie bij de start van de fusie is het daarna snel bergafwaarts gegaan met de financiele reserves bij Prismant. Door ondermeer de bouw van een groot pand voor toekomstig gebruik van 450-500 medewerkers, het langdurig en in grote getale inhuren van externen, het onnodig ombouwen en aanpassen van goedlopende computersystemen en applicaties,outsourcing, het wegzetten (deels tegen hun zin) van een grote groep capabele medewerkers in een 58+ regeling, het afbouwen en onderbrengen van goed verdienende registraties bij concurrenten en de daarbij gepaard gaande reorganisatie en afkoopsommen. Dit alles onder een voorgaande directie en raad van commissarissen! Jammer jammer"
Een ander schrijft (helaas eveneens anoniem):
"Het is altijd een leuk bedrijf geweest met veel inzet en betrokkenheid, tot het moment dat de heer Dutrée zijn intrede deed. Met dataverzamelen had deze man niks. Zoals Tom Rouwens opmerkte, hij had geen interesse in de machinekamer. De afbouw van deze core business is de ondergang geworden voor veel oud medewerkers en misschien nu ook voor het bedrijf"
De geschiedenis van een huis dat er niet meer is
03-02-2010
Gisteren schreef ik (in Reislogboek 2010/1e helft) over de twee oude kolommen die ik tijdens een wandeling op de Hoge Maasdijk in Andel tegenkwam, tegenover de ingang van het bedrijfscomplex van De Heus (foto hiernaast en een andere hier) Inderdaad bleek het ooit de toegang tot de oprijlaan van een groot landhuis. Eerder een afrijlaan, zou ik zeggen, omdat hij de dijk af voert. Geen kasteel dus. Het heette Het Hof van Andel en ligt misschien op de plaats waar een eerder kasteel of een versterkte hoeve heeft gestaan. De (leen)Heren van Andel schijnen er niet in gewoond te hebben, maar in een landhuis ernaast, de Langenhof geheten. Daarvan is helemaal niets meer over. Wie hebben er dan wel in Het Hof gewoond? De oudste vermelding van het pand is uit een testament van 1572, waarin ene Jonker Jan Pieck, ambachtsheer tot Giessen, het vermaakt aan zijn minderjarige dochter Joncfrou Johanna Pieck. Het wordt daarin omschreven als: "het Hoff tot Andel, soo groot ende cleijn als daer gelegen is tot Andel, geldende des jaers hondert XX guldens, sonder sijn toebaet, mitten huijs, berch ofte schuere ende andere timmeragie daerop staende, voorts boomgaerden ende andere beteulingen, soe die selve aldaer tot Andel gelegen is"
In later tijden werd het in elk geval wel bewoond, ondermeer tot 1763 toen een Johannes Naijen en zijn vrouw eruit vertrokken en door ene Anthony Dermoeye Leemans in het begin van de 19e eeuw en ene Cornelis Jacobus van Andel (tussen 1881 en 1904) Het huis lijkt nog tot 1920 in zijn eigendom te zijn geweest. Dus ook tijdens de inkwartiering van troepen, die het pand tijdens Eerste Wereldoorlog bevolkten en mogelijk veruïneerden. Omstreeks 1937 werd het gesloopt.
Fraai is de hieronder afgebeelde fotoserie, die ik vond in een blogposting op de website Het Dorp Andel. Het is alsof je de geschiedenis van het pand in beelden ziet. Ook bij Joost de Kloe vind je er gegevens over, met name in een online artikel van hem in het genealogie-tijdschrift GTMWB dat ik voor de bovenstaande tekst gebruikte.
Het Hof in gelukkiger Inkwartiering in Het Hof bij de mobilisatie, Het Hof was daarna uitgewoond.
tijden, circa 1914 foto circa 1918 Het werd rond 1937 gesloopt. Foto 1932
Je zou willen weten wie die vrouw is, die op de eerste foto op het balkon staat met een kind op de arm. Een meisje, zo te zien, ze draagt een zonnehoedje. Naast de vrouw staat een groter kind. Een jongetje, zou ik zeggen.
Het personeel(?) zit onder het balkon. Was ze de vrouw des huizes of een dienstbode of een kindermeisje? Ogenschijnlijk was het een gelukkige tijd. Het was vast zomer, de gefotografeerden zijn licht gekleed.
De Kloe veronderstelt in zijn artikel dat Het Hof na 1763 toen Naijen en zijn vrouw eruit vertrokken, misschien het grootste deel van de tijd verhuurd was of als buitenverblijf diende. Bracht de familie van de vrouw hier in Andel de zomer door? Het is bijna een eeuw geleden. Ze is allang dood, die vrouw, evenals de beide kinderen. Nog geen jaar later was Europa in een enorm slagveld veranderd. Nederland mobiliseerde zijn troepen en bleef er op het nippertje buiten. Hier in Andel bevuilden ingekwartierde troepen Het Hof. Tientallen soldaten stonden zich te verdringen op het balkon om maar op de foto te komen. Alles vergleden in de tijd, voorgoed onbereikbaar.
|
De Roos van Paracelsus
Een parabel van Jorge Luïs Borges
Vertaling: Barber van de Pol
22-01-2010
Op zijn werkplaats, die de twee kamers van het souterrain omvatte, vroeg Paracelsus zijn God, zijn onbepaalde God, iedere God, hem een leerling te sturen. Het liep tegen de avond. Het schaarse vuur in de stookplaats wierp onregelmatige schaduwen. Opstaan om de ijzeren lamp aan te steken was te veel inspanning. Paracelsus, afgetrokken van vermoeidheid, vergat zijn smeekbede. De nacht had de stoffige distilleertoestellen en de alchemistenoven uitgewist toen er op de deur werd geklopt. De man kwam slaperig overeind, beklom de korte wenteltrap en opende een van de vleugels. Een onbekende trad binnen. Ook hij was heel moe. Paracelsus wees hem een bank; de ander ging zitten en wachtte af. Een tijdlang wisselden zij geen woord. De meester was de eerste die sprak. "Ik herinner mij gezichten uit het Westen en gezichten uit het Oosten," zei hij, niet zonder zeker vertoon. "Het uwe herinner ik mij niet. Wie bent u en wat wilt u van mij?"
"Mijn naam is van geen belang," antwoordde de ander. "Drie dagen en drie nachten heb ik gelopen om uw huis te kunnen binnengaan. Ik wil uw leerling zijn. Hier is al wat ik bezit." Hij haalde een groflinnen zak te voorschijn en gooide hem leeg boven tafel. De vele munten waren van goud. Hij deed het met zijn rechterhand.
Paracelsus had hem zijn rug toegekeerd om de lamp aan te steken. Toen hij zich weer omdraaide merkte hij dat de linkerhand een roos vasthield. De roos maakte hem onrustig. Hij leunde achterover, drukte zijn vingertoppen tegen elkaar en zei: "U acht mij in staat de steen te bereiden die alle elementen omzet in goud en u brengt me goud. Het is niet goud wat ik zoek, en als het goud is wat u interesseert, zult u nooit mijn leerling zijn."
"Goud interesseert me niet," antwoordde de ander. "Deze munten zijn alleen een blijk van mijn bereidwilligheid om te werken. Ik wil dat u mij de Kunst leert. Ik wil aan uw zijde de weg afleggen die leidt naar de Steen."
Paracelsus zei, langzaam: "De weg is de Steen. Het vertrekpunt is de Steen. Als u deze woorden niet begrijpt, bent u nog niet begonnen te begrijpen. Iedere stap die u zult zetten is het eindpunt."
De ander keek hem achterdochtig aan. Hij zei op andere toon: "Is er dan een eindpunt?"
Paracelsus lachte. "Mijn lasteraars, die even talrijk als dom zijn, zeggen van niet en zij noemen mij een bedrieger. Ik geef ze geen gelijk, maar het is niet onmogelijk dat ik een dromer ben. Er is een Weg, dat weet ik."
Er viel een stilte, en de ander zei: "Ik ben bereid die met u af te leggen, al moeten we vele jaren gaan. Laat mij de woestijn doorsteken. Laat mij desnoods van verre het beloofde land zien, al staan de sterren me niet toe het te betreden. Voor ik de reis onderneem wil ik een bewijs."
"Wanneer?" vroeg Paracelsus, onrustig.
"Nu meteen," zei de leerling, met plotselinge beslistheid. In het begin hadden zij Latijn gesproken; nu spraken zij Duits. De jongen stak de roos in de lucht. "Het heet," zei hij, "dat u een roos kunt verbranden en weer uit de as laten verrijzen, door middel van uw kunst. Laat mij getuige van dat wonder zijn. Dat vraag ik u, en daarna zal ik u mijn hele leven geven."
"U bent erg goedgelovig," zei de meester. "Ik heb geen behoefte aan goedgelovigheid; ik eis geloof."
De ander drong aan. "Juist omdat ik niet goedgelovig ben wil ik met mijn eigen ogen de vernietiging en herrijzenis van de roos aanschouwen."
Paracelsus had de roos gepakt en speelde er mee terwijl hij sprak. "U bent goedgelovig," zei hij. "U zegt dat ik in staat ben haar te vernietigen?"
"Niemand is niet in staat haar te vernietigen," zei de leerling.
"U vergist zich. Gelooft u soms dat iets kan worden teruggebracht tot het niets? Gelooft u dat de eerste Adam in het Paradijs ook maar een bloem of een grasspriet had kunnen vernietigen?"
"Wij zijn niet in het Paradijs," zei de jongen koppig. "Hier, onder de maan, is alles sterfelijk."
Paracelsus was gaan staan. "Op welke plek zijn we dan? Gelooft u dat God een plek kan scheppen die niet het Paradijs is? Gelooft u dat de Val iets anders is dan niet weten dat we in het Paradijs zijn?"
"Een roos kan verbranden," zei de leerling, uitdagend.
"Er is nog vuur in de stookplaats," zei Paracelsus. "Als u deze roos op de gloeiende resten gooide, zou u denken dat ze is vergaan en dat de as waarachtig is. Ik zeg u dat de roos eeuwig is en dat alleen haar aanzien kan veranderen. Ik zou aan een woord genoeg hebben om te maken dat u haar opnieuw zag."
"Aan een woord?" zei de leerling, bevreemd. "De oven is uit en de distilleertoestellen zitten vol stof. Wat zou u doen om haar te laten herrijzen?"
Paracelsus keek hem verdrietig aan. "De oven is uit," beaamde hij, "en de distilleer- toestellen zitten vol stof. Op dit traject van mijn lange reis gebruik ik andere instrumenten."
"Ik waag het niet te vragen welke dat zijn," zei de ander, sluw of onderdanig.
"Ik heb het over het instrument dat God gebruikte voor het scheppen van de hemelen en de aarde en het onzichtbare Paradijs waarin wij zijn maar dat de erfzonde ons verhult. Ik heb het over het Woord dat de wetenschap van de Kabbala ons leert."
De leerling zei, koel: "Ik vraag u de gunst mij de verdwijning en verschijning van de roos te laten zien. Het interesseert me niet of u werkt met distilleertoestellen of met het Woord."
Paracelsus dacht na. Tenslotte zei hij: "Als ik het deed, zou u zeggen dat het gaat om schijn die u is opgelegd door de toverij van uw ogen. Het wonder zou u het geloof dat u zoekt niet geven. Laat dus de roos." De jongen keek hem aan, nog altijd achterdochtig. De meester verhief zijn stem en zei tegen hem: "Bovendien, wie bent u om het huis van een meester binnen te gaan en een wonder van hem te verlangen? Wat heeft u gepresteerd om een dergelijke gift te verdienen?"
Huiverend zei de ander terug: "Ik weet wel dat ik niets heb gepresteerd. Ik vraag u in naam van de vele jaren die ik in uw schaduw zal studeren mij de as en vervolgens de roos te laten zien. Verder zal ik u niets vragen. Ik zal geloven in de getuigenis van mijn ogen." Bruusk pakte hij de vleeskleurige roos die Paracelsus op de lessenaar had gelegd en wierp haar in de vlammen. De kleur ging verloren en er bleef alleen een beetje as over. Een oneindig ogenblik lang wachtte hij op de woorden en het wonder.
Paracelsus had geen spier vertrokken. Met vreemde eenvoud zei hij: "Alle artsen en alle apothekers in Bazel beweren dat ik een oplichter ben. Misschien hebben ze het bij het rechte eind. Daar is de as die de roos was en niet zal zijn."
De jongen voelde schaamte. Paracelsus was een charlatan of een ordinaire ziener en hij, een indringer, had zijn drempel overschreden en dwong hem nu om te bekennen dat zijn fameuze toverkunsten ijdel waren. Hij knielde, en zei tegen hem: "Mijn gedrag was onvergeeflijk. Ik ontbeerde het geloof dat de Heer van zijn dienaren eiste. Laat mij de as blijven zien. Ik kom terug als ik sterker ben en ik zal uw leerling zijn en aan het eind van de weg zal ik de roos zien." Hij sprak met ware hartstocht, maar die hartstocht was de piëteit die hem werd ingegeven door de oude meester, zo vereerd, zo bestookt, zo vermaard en derhalve zo loos. Wie was hij, Johannes Grisebach, om met heiligschennende hand te ontdekken dat achter het masker niemand zat? Hem de gouden munten laten zou een aalmoes zijn. Hij pakte ze bij het weggaan weer op.
Paracelsus vergezelde hem tot aan de trap en zei tegen hem dat hij altijd welkom was. Beiden wisten dat ze elkaar niet zouden weerzien. Paracelsus bleef alleen achter. Voor hij de lamp uitdeed en ging zitten in de afgeleefde stoel, goot hij het schamele hoopje as in zijn holle hand en sprak zachtjes een woord. De roos herrees.
(1986?)
Mijn commentaar:
In zijn boek "Meta Math" (Vintage Books, 2006) citeert de Argentijns-Amerikaanse wiskundige en computerwetenschapper Gregory Chaitin alleen de geel gemarkeerde passages uit deze parabel. Waarom alleen die? Dat zou ik wel eens willen weten. Ze zijn voor mijn gevoel niet representatief voor de pointe van de parabel. Het wonder gebeurt immers pas als de jonge leerling is afgedropen en er geen getuige bij is. Wie was die leerling eigenlijk? Wie was deze Johannes Grisebach? De even hardnekkige als scherpzinnige student-in-spé die zo beschaamd ontdekte dat de grote geneesheer en wetenschapper Paracelsus niets anders dan een bedrieger was? "There was an Eduard Grisebach, a poet and the editor of the works of Schopenhauer who was known to Borges", lees ik op de website van ene Banabula, die het ook niet wist op te lossen. Borges noemt die naam eerst pas tegen het eind van de parabel alsof hij hem toen in de zin kwam. Verder googelen levert me geen verdere aanknopingspunten op.
Wat betekent de parabel? Borges hield altijd wel van het occulte en wat dies meer zij. Maar dat terzijde, laten we het verhaal gewoon nemen voor wat het vertelt. Paracelsus, in zijn tijd een nogal opgeblazen astroloog en chirurgijn met een enorm ego (Bombastus was een van zijn voornamen) ontvangt slaperig een potentiële leerling waar hij God om gevraagd had. Die vraagt hem om een kunstje (roos in vuur en weer uit as opwekken) als bewijs en Paracelsus omzeilt dat. Leerling gaat weg en P. wekt de roos op uit de as. Niemand ziet dat. Dat is alles. Was de leerling maar gebleven, maar dan had P. het wonder misschien niet verricht. Of wel? Enzovoorts. Regressie. Wij weten net als Borges dat een roos uit as opwekken niet kan. Het aardige is - en dat sluit aan bij de keus van (de geel gemarkeerde) citaten bij Chaitin - dat een woord genoeg is. Aha! Plato! Dat vind ik teleurstellend, er moet meer in zitten.
(Wordt vervolgd)
Over het magnetisme in "The Fluff"
Een ontdekking vlak voor Kerstmis 2009
25-12-2009
Het plaatje hiernaast is ondanks de Kerst geen kerstbal. In de jaren ´70 van de vorige eeuw werden de beide Voyager ruimtesondes kort na elkaar gelanceerd. In 1977 om precies te zijn. Er is nog steeds contact met deze sondes, die de verst verwijderde door de mens vervaardigde objecten in het heelal zijn. Nu zijn ze voorbij de baan van Pluto en op weg door de heliosfeer om de grenzen van het zonnestelsel (de heliopauze) te passeren. Ze zenden nog steeds - na meer dan 30 jaar! - gegevens door. En onlangs gaven ze een bijzondere ontdekking door, die vlak voor de kerst werd gepubliceerd in het decembernummer van Nature (zie het persbericht van NASA) Wat is het geval?
Ons zonnestelsel trekt al heel lang door een grote en zeer ijle interstellaire gaswolk, die bestaat uit waterstof- en heliumatomen en die een temperatuur heeft van maar liefst 6000° Celsius. De gaswolk heeft een doorsnede van 30 lichtjaren en wordt door de astronomen de Lokale Interstellaire Wolk genoemd ofwel The (local) Fluff. Mooie naam voor een griezelfilm. (Een mooi schematisch plaatje van de Fluff stond in 2002 op de website van APoD) De gaswolk kan niet de heliosfeer binnen dringen. De heliosfeer beschermt ons door zijn eigen magnetisme tegen dergelijke interstellaire gaswolken. Het probleem is dat de Fluff eigenlijk niet kan bestaan. Tien miljoen jaar geleden ontplofte namelijk een cluster supernova´s op zodanig korte afstand, dat de Fluff allang uiteen geslagen en verstrooid had moeten worden door de resulterende explosiewolk met temperaturen van meer dan een miljoen graden Celsius. "The Fluff is completely surrounded by this high-pressure supernova exhaust and should be crushed or dispersed by it" De beide Voyager ruimtesondes hebben nu laten zien dat de Fluff heel erg magnetisch is, dusdanig dat het magnetisch veld voldoende tegendruk biedt tegen de vernietiging. Dat had niemand gedacht.
Hoe de Fluff aan zijn magnetisme komt, wordt niet verteld in het persbericht. Misschien weet men dat niet. Hoe lang we al door die enorme gaswolk vliegen staat er ook niet in. Op Wikipedia vind ik een schatting dat we hem al zo´n 44.000 tot 150.000 jaar geleden binnen vlogen. Men schat dat we er over 10.000 - 20.000 jaar weer uit vliegen. In elk geval hebben we er dankzij de heliosfeer geen last van. De supernova´s hebben het leven op onze planeet ook niet vernietigd. Eigenlijk een mooi kerstverhaal. Je kunt hier niet verbaasd genoeg over zijn. Christenen willen dan graag zeggen dat zoveel toeval wijst op het bestaan van een god die ons beschermt. Dat is echter niet noodzakelijk, de Multiversum-hypothese geeft genoeg ruimte aan een dergelijk toeval om te maken dat het ergens een wereld (ons) overkomt. Wordt het raadsel daardoor kleiner? Nee, natuurlijk niet.
Het zojuist ontdekte magnetisme van de Fluff kan ook betekenen dat andere interstellaire wolken die ons zonnestelsel nog moet passeren, eveneens magnetisch zijn. Die drukken onze beschermende heliosfeer mogelijk verder in elkaar, waardoor meer kosmische straling de aarde zal treffen. En dat heeft weer enorme invloed op ons klimaat, overigens op termijnen van tien- tot honderduizenden jaren. Dat moge nog erg ver weg zijn. Feit is wel dat die Fluff en die andere gaswolken factoren in het aardse klimaat vormen, waar volgens mij nog geen enkel klimaatmodel rekening mee houdt. Wat ik overigens niet snap is dat de Voyager 1 zélf niet verbrandt, als hij na 2015 de Fluff binnen vliegt. 6000 graden Celsius, daar kan hij vast niet tegen. Of is de gaswolk daarvoor te ijl?
Terug in Istanboel
In de zomer van 1968 liftte ik naar deze stad.
Niet alles was er flower-power.
Jongens met stenguns bewaakten in de hal beneden
de ingang van mijn studentenhotel.
Ik sliep op het bovenste van een van de stapelbedden.
Op de onderste bedden brandden de junkies kaarsen
en injecteerden zich met veel geklaag en misbaar.
Hashish was voor rugzaktoeristen als ik.
Ik ben weer terug in deze stad na meer dan veertig jaar
dat ik er als jonge student verbaasd rondzwierf.
En zie alleen maar voor me hoe ik straks of later
ergens anders in enig huis zal belanden en er bij de voordeur zit
in de hal of in de gang, te beseffen bij het licht van
het islamitisch lampje dat we hier kochten
in de grote bazaar: ik ga hier dood, ik zal hier sterven,
ingangen worden uitgangen, er is geen redden aan,
er is geen weg meer om verder over te zwerven.
Istanboel/20-09-2009
"Cherry picking" in het klimaatdebat
Over de kritiek op het rapport "De Staat van het Klimaat 2008"
Woensdag 22-04-2009
Het is natuurlijk interessant om te pogen na te gaan waarop verschillende klimaatsceptici zich nu eigenlijk baseren bij hun stellingnames. Al eerder zagen we dat klimaatblogger Hans Erren zich vooral baseert op de bevindingen van de Amerikaanse meteoroloog Richard Lindzen over versterking van de warmteuitstraling van onze planeet vanaf circa 1993. Dat zou volgens Lindzen duiden op versterking van een negatief terugkoppelingsmechanisme. Een sterk doch helaas onverklaard punt.
Een andere klimaatscepticus is de econoom Hans Labohm. Hij reageert bij de Klimatosoof op het net verschenen PCCC-rapport "De Staat van het Klimaat 2008" (zie mijn weblog van gisteren) onder de titel "Lysenkoïsme in de polder" Dat is natuurlijk meteen al erg flauw, want met de rare wetenschappelijke fratsen van de bioloog Lysenko in de Sovjet-Unie in de tijd van de dictator Stalin heeft het rapport natuurlijk niets uit te staan. Labohm´s eerste en voornaamste kritiek op het rapport is dat het een schoolvoorbeeld vormt van cherry picking, ofwel selectief winkelen in de beschikbare feiten. Het gaat helemaal voorbij aan "het feit dat de gemiddelde wereldtemperatuur nu al zo’n tien jaar niet meer stijgt ondanks toename van de CO2-concentratie in de atmosfeer" Om die opvatting te staven verwijst hij naar een grafiek die je hier kunt vinden en die ik hieronder voor het gemak maar heb afgebeeld. Hij is afkomstig van de website van ICECAP. Dat is de afkorting voor een Amerikaanse organisatie die International Climate and Environmental Change Assessment Project heet en waarvan de spil Joseph D´Aleo is, een gepensioneerde meteoroloog. Dat hij gepensioneerd is, zegt overigens op voorhand niks over de kwaliteit van zijn stellingnames. De grafiek toont de ontwikkeling van de wereldtemperatuur en de CO2-concentratie in de atmosfeer over de periode 1998 - 2008. Dat is een periode van 10 jaar.
Inderdaad, de wereldtemperaturen (van twee surveys) blijken over die periode niet te stijgen, terwijl de CO2-concentraties (groene lijn) in de atmosfeer blijven stijgen. Maar dat noem ik eerlijk gezegd een beter schoolvoorbeeld van cherry picking. Daarom heb ik het plaatje bovenaan afgebeeld. Het is een overzicht van het ICPP uit 2007 van 11 studies, waaronder een van Labohm/D´Aleo), maar dan over een veel langere periode, namelijk vanaf het jaar 700 AD tot nu. Probeer daar maar eens het stukje grafiek van D`Aleo in te passen, dan zie je meteen hoe volstrekt irrevelevant het is. De periode die het betreft is ten ene male te kort om harde conclusies te kunnen trekken over beginende afkoeling. Niet dat dat persé onmogelijk is, maar het kan ook een onbelangrijke, toevallige fluctuatie zijn. Misschien wel veroorzaakt door het feit dat de nieuwe cyclus van zonnevlekken, die bijdragen aan de opwarming van de aarde, nog niet op gang is gekomen.
Altijd hetzelfde: alleen verdere meetresultaten in de toekomst kunnen uitmaken wat er aan de hand is. Terug naar boven
"Piraten moeten onze droom niet verwoesten"
Over de kaping van zeiljacht "Tanit" en de dood van zijn kapitein
Voor de derde keer dit jaar is er bij Somalië een jacht gekaapt door piraten. Het is de Franse 45-voeter Tanit, een oud (1976) ferro-cement jacht met vijf opvarenden waaronder een peuter van 3 jaar. Ze waren 400 mijl uit de kust van Somalië en op weg naar Zanzibar (zie kaartje hiernaast) De Franse marine ondernam een bevrijdingsactie met helikopters, toen de onderhandelingen vastgelopen waren wegens de exorbitante eisen van de 5 ellendelingen die de kaping uitvoerden. De actie duurde zes minuten. Scherpschutters doodden vanuit de heli´s drie kapers in de kuip terwijl commando´s het jacht enterden. De eigenaar Florent Lemaçon werd doodgeschoten in de kajuit (door wie is onduidelijk) toen de commando´s zich een weg naar binnen vochten. Wat een drama.
Van hun weblog en kranten kom ik te weten dat het om zeer idealistische jonge mensen gaat. Lemaçon zelf was een 28-jarige computerprogrammeur uit het Bretonse Vannes, vanwaar ze in juli 2008 vertrokken. Zijn vrouw Chloë schrijft in haar weblog: "Voor ons is vertrekken in feite een andere manier van leven. We willen niet rijk en beroemd worden. We willen ons niet opsluiten in de dagelijkse tredmolen van het westerse leven, we willen stoppen met alleen maar consumeren....daarom past deze reis bij ons" Omstreeks 1 oktober 2008 brengen ze vanwege de harde zuidoostenwind twee onrustige nachten voor anker door in St Julians Bay op Malta, even ten noordwesten van onze eigen haven. Ze namen de bus naar Valletta en bezichtigden de oude stad. Malta kon hen niet bekoren, teveel beton en teveel toeristen. Toen de wind gunstig was zeilden ze verder en belandden op het Griekse eilandje Gavdos, dat zuidwestelijk onder Kreta ligt. Vandaar zeilen ze naar Port Saïd en varen door het Suezkanaal naar Hurghada in de Rode Zee. Ze bespreken de risico´s op ontmoetingen met priraten bij Somalië. Aanvankelijk zullen Chloë en de 3-jarige Colin niet meevaren en naar Kenya vliegen. Florent zal met twee vrienden, Dodo en Minou, de boot door de gevaarlijke zône zeilen. Gedwongen door geldnood en vanuit het idee dat ze volledig voor het bootleven gekozen hebben, ook als het gevaarlijker zou worden, besluiten ze toch met zijn allen te gaan. Chloë schrijft: "We zijn blij verder te kunnen varen, de scheepskas is dan wel leeg maar de voorraadruimtes zijn vol (...) Wat resteert zijn de piraten, die zoals stropers en andere bedreigingen willen ingrijpen in regio´s waar rijkdom passeert; alleen vanwege het feit dat wij ook op dergelijke routes varen maakt dat we ze tegen kunnen komen. De enige verklaring die we daarvoor kunnen geven zonder in ingewikkelde diskussies te verzeilen is, dat we denken dat het risico gering is vergeleken met andere gevaren van vandaag de dag" Onderweg worstelen ze met motorproblemen. Verder genieten ze vissend en snorkelend van de Rode Zee. Op 3 maart komen ze in Djibouti aan waar ze zes dagen blijven. Ze krijgen via de Franse legerpost een reserveonderdeel voor de keerkoppeling van de motor toegestuurd. Na een rustige oversteek arriveren ze op 11 maart in Aden en na een paar dagen zeilen ze - midden in piratengebied - zonder verlichting langs de kust richting Al Mukalla. Op 17 maart zien ze s´ochtends een Franse marinehelikopter. Ze roepen hem op en geven desgevraagd hun route op. Ze hebben ook radiocontact met de Floréal, een Frans marinefregat. De commandant adviseert hen de routes van de commerciële scheepvaart te mijden. Het fregat blijft de hele dag in hun buurt. De heli komt de volgende ochtend kijken of alles in orde is. Ze zijn vol lof over deze assistentie. Op 19 maart arriveren ze in Al Mukalla, niet ver van de grens met Oman. Het laatste verslag op de website is van 20 maart. Het is waarschijnlijk dat ze daarna, om uit de buurt van eventuele piraten te blijven, een ruime koers om het Somalische Puntland heen hebben genomen (zie afbeelding hierboven) Helaas niet ruim genoeg.
Zijn ze roekeloos geweest? Ik denk het wel. Een woordvoerder van de Franse regering zegt dat ze regelmatig gewaarschuwd zijn. Op hun website staat een interview dat ze hadden met de leerlingen van een zeilschool in Frankrijk. Er wordt naar de gevaren van piraten gevraagd. Ze vertellen dat ze in Ismaïlia Jean-Yves & Bernadette Delanne tegenkwamen, de schipper van een eerder bij Somalië gekaapt Frans zeiljacht. "Piraterij is een risico, maar je moet je realiseren dat de Somalische piraten voor alles gewone vissers zijn, die leven in een land zonder recht waar het leven erg zwaar is" Elders op hun website vertellen ze ook over die ontmoeting in een interview met Ouest France van 25 januari. "Ze waren net door commando´s bevrijd na twee weken in gijzeling te zijn gehouden. Ze voelden zich niet in gevaar. Hun verhaal was indrukwekkend en geruststellend. Hun bevrijding verliep bloedig met een piraat die voor hun ogen doodgeschoten werd. Ze voelden zich niet in gevaar want de Somali´s wilden hun leven niet. Ze wilden geld. Piraten moeten onze droom niet verwoesten" Het mag misschien zo zijn dat het levensgevaar vooral komt van het rambo optreden van de militairen, maar voor mij is duidelijk dat ze het risico zwaar onderschat hebben en dat wij de route door de Rode Zee niet zullen nemen. Ik geloof niet dat ondanks alle patrouilles van marineschepen van vele landen de situatie er snel zal verbeteren. Terug naar boven
Primum non nocere
Het weekblad Medisch Contact publiceert deze week een ridderlijke brief van mijn voormalige collega Joep van den Blink, tot voor een paar jaar bestuurder van Ziekenhuis Walcheren. De inhoud spreekt voor zich.
Inspectie doet onderzoek naar "Enschede"
"Er zijn in ziekenhuizen disfunctionerende medisch specialisten, zoals voormalig volksgezondheidsinspecteur Peter Lens destijds al heeft gepubliceerd. Soms leidt dit ertoe dat de raad van bestuur afscheid moet nemen van zo'n specialist.
De modeltoelatingsovereenkomst wijdt een artikel aan opzegging waarin onder meer bepalingen zijn opgenomen over de raadpleging van de medische staf. Ook voert de raad van bestuur in zo'n geval overleg met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Ten slotte beslist de raad van bestuur, die daarvan dan de raad van toezicht op de hoogte stelt.
In Enschede heeft Tom Zijlstra, destijds lid van de raad van bestuur van het Medisch Spectrum Twente, ook zo gehandeld (MC 5/2009: 180). Dat hij de neuroloog in kwestie heeft gedwongen schriftelijk te verklaren zijn beroep niet elders uit te oefenen, toont zijn maatschappelijke betrokkenheid en bezorgdheid voor potentiële patiënten. Zijn verantwoordelijkheid omvatte slechts het nemen van passende maatregelen en het informeren van de IGZ. Mocht Zijlstra alleen hebben gehandeld, dan zegt dat iets over het functioneren van de raad van bestuur op dat moment. Het was niet te mild, te coulant en te solistisch, maar gewoon professioneel.
Noch uit het hoofdredactioneel commentaar (MC 5/2009: 179), noch uit het artikel in NieuwsReflex blijkt dat MC contact heeft gehad met Zijlstra. In dat laatste artikel staat dat er een onderzoek wordt ingesteld, ook naar de rol van betrokken bestuurder. Ik ben niet benieuwd meer naar de uitkomst van het onderzoek naar de rol van de bestuurder, nu ik de 'conclusies' al ken die door u zijn gepubliceerd.
Ik nam in 25 jaar als ziekenhuisbestuurder achtmaal afscheid van een medisch specialist die disfunctioneerde. Ik gebruikte daarbij altijd het eerste gebod van de medische ethiek: primum non nocere, een uitgangspunt dat ook aan uw commentaren ten grondslag zou moet liggen"
Rotterdam, januari 2009
J.W. van den Blink, arts n.p.
(Uit: Medisch Contact nr. 10, 05-03-2009)
Waar zijn de buitenaardse beschavingen?
Over de Drake Equation en Fermi´s Paradox
Het is weer een tijd dat nieuwsberichten uit de wereld van de astrofysica over elkaar heen buitelen. Vorige week was er op Astronieuws een bijzonder bericht. Onderzoekers van de universiteit van Edingburgh hebben een nieuwe raming gemaakt van de kans op buitenaards intelligent leven. Volgens hen zou het in ons eigen Melkwegstelsel wel eens kunnen wemelen van de intelligente beschavingen. Dat sluit aan bij opvattingen die ik ruim twee jaar geleden op deze website aanhaalde in de rubriek Beschouwingen in de stukjes "Leven is onvermijdelijk" en "Leven is niet uniek" Het onstaan van leven in het universum is onvermijdelijk zodra er geschikte omstandigheden voor bestaan. Wetenschappers spreken zelfs van een "collapse to life" Daarmee is er nog geen sprake van intelligent leven. Dat is heel veel zeldzamer. Zie b.v. "Rare Earth. Why Complex Life Is Uncommon In The Universe", Ward and Brownlee, Copernicus Books, 2000 en "Life As We Do Not Know It" van Peter Ward, Penguin, 2005. Om de kans daarop te kunnen berekenen stelde Frank Drake op een informele bijeenkomst al in 1961 zijn nu beroemde formule op, de Drake Equation. De vergelijking telt een zevental factoren en de strijd gaat sindsdien vooral over de vraag welke waardes je aan die factoren moet toekennen. In 1961 leverde de formule in een raming van Carl Sagan en Drake zelf 1000 tot 100 miljoen buitenaardse beschavingen op. Sedertdien heeft de formule natuurlijk tal van wijzigingen ondergaan en zijn er steeds weer nieuwe ramingen geweest. Bijna 30 jaar later kwam Sagan nog tot een schatting van 1 miljoen. Alleen in de Melkweg! De somberste pessimisten raamden het aantal op één, wijzelf dus.
Of de onderzoekers in Edingburgh nu ook de Drake Equation hebben gebruikt in het computermodel dat ze ontwikkelden, wordt me uit het persbericht niet helemaal duidelijk. Ik vermoed echter van wel, overigens hebben ze zich dus beperkt tot het Melkwegstelsel. Ze hebben 3 scenario´s doorgerekend, gebruik makend van de laatste gegevens over exoplaneten, terravorming en evolutiebiologie. In het eerste wordt aangenomen dat leven moeilijk ontstaat maar daarna snel evolueert. De uitkomst was: er zijn 361 intelligente beschavingen in de Melkweg. In het tweede scenario ontstaat leven heel gemakkelijk maar de evolutie naar intelligentie is moeilijk. Dat levert desondanks maar liefst 31.513 beschavingen op. Het derde scenario gaat nog iets verder. Daar is ook nog sprake dat levensvormen door botsingen met asteroïden van de ene planeet aan de andere c.q. van het ene sterrenstelsel aan het andere kunnen worden doorgegeven. Die mogelijkheid van panspermie wordt tegenwoordig zeer aannemelijk geacht. Het is bekend dat bacterieën ruimtereizen kunnen overleven (op een Russische staelliet overleefde zelfs een kakkerlak!) In het derde geval is het aantal buitenaardse beschavingen zelfs bijna 38.000! (37.964) Je zou kunnen zeggen dat de waarschijnlijkheid van buitenaards intelligent leven in de 50 jaar dat de Drake Equation bestaat toch niet kleiner is geworden. Want onze Melkweg is er zelf één van de honderden miljarden sterrenstelsels en -clusters in het universum die intelligent leven kunnen herbergen.
Dit alles brengt onmiddelijk weer de Fermi Paradox in de herinnering terug. Het is nummer 2 uit mijn "werkprogramma" van 5 raadselachtige zaken, die ik de komende jaren verder wil onderzoeken. Al in 1950, dus nog voor de optimistische ramingen met behulp van de Drake Equation, zei de Italiaanse natuurkundige Enrico Fermi tijdens een lunchdiscussie: Als er dan zoveel buitenaardse beschavingen zijn, intelligenter dan wij, waarom zien we die dan niet? Daarvoor kunnen een aantal redenen zijn, zoals:
1. Ze zijn er (nog) niet, de mensheid is alleen.
2. Intelligent leven ontwikkelt altijd technologie die hen uiteindelijk verwoest of ze zijn omgekomen door kosmische rampen
3. Ze hebben elkaar uitgeroeid in verwoestende oorlogen om ruimte en exploitatie
4. We kunnen niet communiceren want ze zijn te ver verwijderd of vanwege andere technische redenen
5. Ze willen niet met ons in contact komen
6. Ze zijn er al maar we merken ze (nog) niet op
Fascinerend, nietwaar? In dezelfde week als het bericht uit Edingburgh heeft de planetenjager Corot de tot dusver kleinste exoplaneet ontdekt. Het persbericht meldt de vondst van een aardachtige (= rotsachtige) planeet, nog geen twee keer zo groot als de aarde, bij een zonachtige ster. Op welke afstand van de aarde die ster staat, vermeldt het persbericht niet. De oppervlaktetemperatuur van de nieuwe exoplaneet is zo hoog, dat hj waarschijnlijk met lava of waterdamp is bedekt. Hij staat namelijk erg dicht bij zijn moederster. Opnieuw krijg ik het gevoel dat het elk moment kan gebeuren dat we ergens vormen van buitenaards leven ontdekken, hetzij van vroeger leven (bijvoorbeeld op Mars), het zij van actueel leven (bijvoorbeeld door zuurstof te meten in de atmosfeer van een exoplaneet)
Een bijzondere wijze van begraven
Een project van Shuzo Azuchi Gulliver
Gisteren ontvingen we een e-mail kerstkaart van Shuzi Azuchi Gulliver (zie foto hiernaast en klik hier voor de kerstkaart) Hij is een Japanse kunstenaar die deelnam aan de kunstmanifestatie BRAIN/Internal Affairs die ik in 1992 in Gorcum in het oude ziekenhuisgebouw van het Beatrixziekenhuis organiseerde, vlak voordat het gebouw gesloopt werd. Het nieuwe ziekenhuis was erachter gebouwd. De manifestatie bestond ondermeer uit een kunstexpositie (40 kunstenaars hadden het gebouw veranderd in een soort hersenspeeltuin), een lezingencyclus en een symposium over hersenen en kunst en een concertenserie (o.a. de wereldpremière van een speciaal voor de manifestatie gecomponeerde ´hersenmuziek´door de componist Henk Alkema) Ik zou er uren aaneen over kunnen vertellen¹ Maar aan de deelname van Azuchi zit een apart verhaal verbonden, dat een keer verteld moet worden. Azuchi had een van de operatiekamers veranderd: tegen het plafond en op de vloer had hij allemaal zwarte plankjes geplakt, waarop hij met wit krijt de namen van tal van menselijke organen had geschreven (zie 2 foto´s hier) Dat had een diepere achtergrond, die tijdens de manifestatie niet helemaal uit de verf kwam.
Waarom mijn hypofyse?
De projecten van Shuzo Azuchi Gulliver hebben doorgaans met dood en sterfelijkheid te maken. Tijdens de manifestatie kwam hij naar me toe met een verzoek, waar ik wel even over moest nadenken. Mocht hij een contract met me afsluiten waarin stond dat hij na mijn dood over mijn hypofyse (pijnappelklier) mocht beschikken? Om het uit te leggen liet hij me een zwart plankje zien, waarop ik met wit krijt het woord "pijnappelklier" moest schrijven. Dat zou dan worden opgenomen tussen alle andere plankjes, die hij bezig was aan te brengen in een van de OK´s. Al die plankjes vertegenwoordigeden menselijke organen, allemaal van mensen met wie hij al dergelijke contracten had afgesloten. Ieder orgaan zou na de dood van de gecontracteerde uitgenomen en ingevroren moeten worden, en opgestuurd naar hem in Japan om daar verzameld te worden in een grote vrieskist. Als alle gecontracteerde organen na vele jaren uiteindelijk in die kist zouden zitten (als iedereen dus was overleden), dan bevatte de kist in wezen alles waaruit een mens bestaat, samengesteld uit honderden mensen. En dan? "Tja, alles vergaat eens...", zei Azuchi. "En waarom mijn hypofyse?" Je manifestatie gaat over Hersenen & Kunst, ze hij, maar hersenen heb ik al bij iemand gecontracteerd, maar nog niet het wormvormig hersenaanhangsel dat hypofyse heet.
Een beetje luguber misschien
Op een warme dag in september 1992 tekenden we het contract in tweevoud bij mij thuis in Deil, in de studeerkamer. Ik wees er bij wijze van grap nog op dat we beiden van hetzelfde geboortejaar waren, 1947. Dus dat je maar moest afwachten wie van ons als eerste de pijp zou uitgaan. Misschien hoopte ik heimelijk dat het niet door zou gaan, als hij eerder stierf. Het contract bezit ik nog, het is ergens in een van de dozen in de opslag van onze spullen. Het is nu 16 jaar geleden. Azuchi probeert om met alle contractanten contact te houden. Daarom stuurt hij ieder jaar een kerstkaart per e-mail. Een beetje luguber, misschien? Ja, toch wel. Maar je kunt het ook zien als een bijzondere wijze van hoe één van je resten de wereld over gaat, eigenlijk een bijzondere wijze van begraven. Uiteindelijk raken al je moleculen uiteindelijk toch opnieuw in het universum verspreid - waaruit we ze ooit als stof van vergane sterren ontvingen, om er in onze menselijke gestalte een korte tijd uit samengesteld te zijn.
Naschrift: toen ik eindelijk de contracten eens doorlas, blijkt de opzet precies andersom te zijn: wanneer Shuzo Azuchi steft ontvang ik zijn hypofyse. Ik hoop dat dat nog heel lang op zich laat wachten.
¹ De bijzondere catalogus van de manifestatie, met de titel "Encyclopedie van het AHHA-effect" (Beatrixziekenhuis, 1992), samengesteld door Waling Boers, is soms nog wel antiquarisch te vinden of bijvoorbeeld op Marktplaats. Terug naar boven
Over piraten in de Golf van Aden
Veel informatie op zeilerssite
Vandaag verdiep ik me in het zorgelijk verschijnsel van de toenemende piraterij. Hiernaast staat een heel recent kaartje, de kaping van de Saoedische supertanker Sirius Star voor de kust van Somalië op 15 november staat er al op. Ik leg een apart bestandje aan met informatie, kaartjes, ervaringen en tips.
Het plaatje toont de kapingen in het jaar 2008 in de buurt van de Somalische kust. De rode stipjes staan voor incidenten met kapers. Overigens valt me ook de concentratie van stipjes bij de Keniase havenstad Dar-es-Salaam op. Waren dat ook Somalische kapers? Of misschien kapers uit Kenia? Helaas staat dat er niet bij.
Veel informatie is te vinden op de bij zeilers bekende Noonsite en meer specifiek op de pagina over Piracy. Ook actuele informatie! Per slot is het goed mogelijk dat als we de Med over een jaar of wat verlaten, we dat via de Rode Zee en de beruchte Golf van Aden willen doen. Er vallen me een paar dingen op. In de eerste plaats gaat het bij Somalische piraterij zelden om jachten, met als bekende uitzondering de kaping van een Frans megajacht niet lang geleden. Boaties zijn nu een maal niet rijk. Bij de commerciële zeescheepvaart is veel meer te halen. In de tweede plaats is het aantal incidenten in andere gebieden, zoals de Caribian en Venezuela, beduidend groter.
Tips voor ´boaties´
Niettemin moet je het risico niet onderschatten. Soms gaan jachten in konvooien van tientallen schepen door de Golf. Als zich die gelegenheid voordoet, ga je natuurlijk mee. Maar er zijn ook berichten van jachten, die zonder enig probleem in de afgelopen maanden door de Golf voeren. Realiseer je dat veel piraten over moderne middelen beschikken. Ze hebben vaak radar, VHF-frequentie-scanners en nachtkijkers. Tips zijn: vaar zoveel mogelijk zonder motor (of met de motor op een laag toerental) en vaar´s nachts zonder licht, schakel mobiele telefoons, laptops, radar, GPS en andere elektronica die uitzendt, zoveel mogelijk uit en blijf minstens 50 mijl uit de kust. Benaderen ze je met kennelijk snode bedoelingen, roep dan een mayday-call op VHF 16 en waarschuw de autoriteiten via telefoon, VHF en HF. Op Noonsite staan actuele gegevens en telefoonnummers. Ergens wordt vermeld dat sommige piraten voortdurend muziek op VHF 16 uitzenden om noodoproepen te blokkeren. Houdt dus ook noodvuurwerk gereed. Een nuttige kaart over de aangewezen route door de Golf van Aden kun je hier downloaden. Die route kennen de piraten natuurlijk ook, maar in elk geval wordt er regelmatig gepatrouilleerd door marineschepen. En vuurwapens? De meeste sites raden ze ten stelligste af. Als je er alleen maar mee dreigt, loop je een substantieel risico dat ze je neerschieten. Je moet dus bij voorkeur als eerste schieten. Als ze op de vlucht slaan, heb je geluk gehad, maar evenzogoed lok je een vuurgevecht uit met een groep die meer wapens heeft en dus snel de overhand krijgt en weinig consideratie met jou en je crew zal tonen. Dus als je er niet in slaagt je uit de voeten te maken, ga onderhandelen en werk mee, de kans is heel groot dat je het er levend afbrengt, het gaat ze doorgaans om de buit en eventueel losgeld.
Wordt er wat aan gedaan?
Niet leuk, allemaal. Je verwacht dat men – nu vooral de grote zeevaart het slachtoffer is – er werk van gaat maken. De Rode Zee en het Suezkanaal zijn immers levensaders van de wereldeconomie. Zoals eerder gezegd patrouilleren er schepen van de NATO, de UN en Coalitie-troepen. Maar verwacht daar niet teveel van. Ze zijn – raar genoeg als het om piraten gaat! – gebonden aan wetten en internationale regels en hun mandaten voor actie. Ze mogen alleen maar ingrijpen in de korte periode dat je benaderd of aangevallen wordt en zolang de piraten nog niet op je boot zijn. De Franse vice-admiraal Gérard Valin zegt ergens op Noonsite: “A warship faces the difficult task of intercepting the pirates in the critical 15 minutes they need to board a ship. Once the pirates have taken hostages, the narrow window for taking military action has closed” Een gangbaar fregat vaart op volle kracht met een snelheid van 30 knopen en legt dus ongeveer 8 mijl in dat kwartier af. Volgens Valin is dat een minimale actieradius. Als de piraten een oorlogschip aan de horizon zien, dan weten ze dat ze alle tijd van de wereld hebben. Op basis van die calculaties kan één marineschip maar 1 tot 2 procent van de Somalische wateren beveiligen. Je zou dus bijna honderd schepen permanent aanwezig moeten hebben en dat zie ik niet zo snel gebeuren.
De Europese Unie aarzelt
Er varen jaarlijks meer dan 16.000 schepen door de Bab al-Mandab, de “Poort der Tranen”, de zeeëngte van 75 mijl breed bij de zuidelijke ingang van de Rode Zee. Een groot deel daarvan heeft de landen van de Europese Unie als bestemming of als herkomst. De UN schat dat scheepvaartmaatschappijen de piraten nu al bijna 25 miljoen euro aan losgeld betaald hebben. Het kan dus ook niet zo doorgaan, ingrijpen kan niet uitblijven. Eén commentator zegt dat de oplossing echter niet op zee ligt, maar aan land, in het verkommerde en door etnische en religieuze conflicten geteisterde Somalië zelf. Maar daar gaat het debat in de EU niet over. De Fransen willen wel ingrijpen. Maar de Duitse minister van Defensie zegt dat Duitse fregatten alleen in noodsituaties mogen ingrijpen. Als de piraten eenmaal aan boord zijn en met een gekaapt schip wegvaren, mag de marine het niet achtervolgen en ook niet het moederschip van de piraten tot zinken brengen (zoals de Indiase marine onlangs wél deed) Want wie tegen piraten vecht, zou ze wel eens gevangen kunnen nemen. En wat moet er dan met ze gebeuren? De Duitse ministeries van binnen- en buitenlandse zaken vrezen dat ze dan naar Duitsland gebracht moeten worden. Als mochten ze bijvoorbeeld wegens gebrek aan bewijs op vrije voeten komen, hebben ze automatisch een verblijfstitel in Duitsland, want terugzenden naar het gevaarlijke Somalië kan immers niet.
Mijn "werkprogramma" van 5 raadselachtige zaken
Piekeren over het wereldraadsel
Vannacht lig ik uren wakker. Te piekeren over het wereldraadsel. Niets meer en niets minder. Hebben jullie dat nooit? Waarom er "bestaan" bestaat en niet "niets". Dat laatste zou veel begrijpelijker zijn, zou je haast zeggen. Als er niets is, hoeft er ook niets verklaard te worden. Ik kan daar soms uren op broeden, vooral de laatste jaren nu ik er meer tijd voor heb. Ik heb geen enkele illusie dat ik er voor mijn dood een antwoord op zal vinden, als dat al zou bestaan. Daarom heb ik zo´n hekel aan mensen die beweren dat ze het wel weten. Wat een onzin! Niemand weet het. In al dat piekeren stuit ik steeds weer op een aantal moeilijke brokken van onverklaarbaarheid, grote en minder grote maar steeds weer dezelfde. Het zijn er vier, of eigenlijk vijf:
- 1. Het Doomsday Argument van Brandon Carter (95% waarschijnlijkheid dat de mens binnenkort uitsterft)
- 2. De Fermi Paradox (zie ook in het Reislogboek van gisteren)
- 3. De 2e Wet van de Thermodynamica (alles tendeert naar toenemende entropie ofwel wanorde)
- 4. De onvolledigheidsstellingen van Gödel (razend ingewikkeld, ik zou die niet eens kort kunnen samenvatten; misschien: dat ieder logisch systeem altijd onvolledig is)
- 5. De eindeloze regressie van causaliteit ("Wat beweegt de Eerste Beweger?" Een frase afkomstig uit het Kosmologisch Godsbewijs van Thomas van Aquino)
Natuurlijk zijn er nog véél meer brokken van onbegrijpelijkheid, maar vannacht bedacht ik dat bij mij in elk geval deze vijf steeds terugkeren. Alsof je eromheen cirkelt. Hoewel ik ook weer niet al te systematisch te werk wil gaan, zal ik toch proberen in de komende maanden op alle vijf dieper in te gaan. Het is een soort "werkprogramma" van 5 raadselachtige zaken.
Vanavond - terwijl ik dit schrijf - denk ik: waarom staat het klimaat en global warming niet in dat rijtje? Toch ook een raadselachtige zaak waar ik me veel en graag mee onledig houdt Of nog iets anders, bijvoorbeeld de liefde? Goede vraag. Toch ook een aardig groot brok. Begrijp ik de liefde wel? Is die verklaarbaar? Tja, ik vrees dat ik ertoe neig om te veronderstellen dat de liefde in het proces van evolutie van voordeel is geweest en in het leven is geroepen, pardon, is ontstaan omdat ze de voortplanting dient en bijdraagt tot het doorgeven van onze genen. Is daar alles mee gezegd over de liefde? Umm... ja, ja, ik hoor de meewarige reacties al: "Typisch een bèta!"
Darwinisme in de gezondheidszorg
Over verzekeren en verstrekken van zorg
26-10-2008
Leven is (zien te) overleven. Leven is een voortdurende strijd om het voortbestaan. Survival of the fittest by natural selection, het darwinistisch beginsel. Bij organisaties is het niet anders. In de wereld van de gezondheidszorg idem. Omstandigheden veranderen, geleidelijk of snel. Wie vandaag wint kan morgen al verliezen. Wie zich niet weet aan te passen, loopt het risico onder te gaan. Het dreigend faillissement van de IJsselmeerziekenhuizen in Lelystad en Emmeloord laat zien hoe reeël dat risico is. Organisaties zoeken daarom altijd naar wegen om hun bestaansonzekerheid te verminderen. Bijvoorbeeld door marktbeheersing. Fusies van organisaties vergroten het marktaandeel. Groter is machtiger. Er is een natuurlijke tendens tot monopolievorming. Ook wie kan rekenen op een grote groep vaste klanten, staat steviger in een grillige markt. Zo ontstonden abonnementen en collectieve contracten, die voordelen bieden boven incidentele klanten. En wie de productketen beheerst, kan efficiënter sturen en goedkoper leveren.
Transmurale ketenfusies zijn schaars
De grote partijen in de gezondheidszorg zijn - naast de weinig machtige patiënten - de zorginstellingen en de zorgverzekeraars. De jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw waren vol van hun fusies, ziekenhuizen met ziekenhuizen en verzekeraars met verzekeraars, een proces dat nog niet is afgelopen. Kleine organisaties werden en worden geannexeerd door grotere. Een nieuw fenomeen in de zorgwereld was de formatie van een volledige productketen, zoals de Rivas Zorggroep in Gorinchem. De eerste transmurale zorgketen in Nederland bestond uit een ziekenhuis, verpleeg- en verzorgingshuizen en een organisatie voor thuiszorg en maatschappelijke dienstverlening. Het kreeg bekendheid als het Gorkumse model. Ik ben er nog steeds trots op aan dat formatieproces leiding te hebben gegeven. Het was een bewust gekozen overlevingsstrategie. Weinigen weten dat. Want als altijd is er een goede reden en echte reden voor de dingen. De goede reden was (en is) ook goed: het stroomlijnen van patiëntentrajecten en de zorg zoveel mogelijk thuis leveren. De echte reden was defensief: een dam opwerpen tegen annexatie door het Merwedeziekenhuis, het groeiende fusieziekenhuis in Dordrecht door het kiezen van een eigen uniciteit, niet door een horizontale fusie maar door een verticale, waaruit het ziekenhuis nauwelijks meer kon worden losgeweekt. Het is tot dusver een geslaagde strategie gebleken. Een strategie die overigens niet erg veel navolging heeft gevonden. Ik schreef daar al eens eerder over (zie hier) Ik geloof niet dat er meer dan hooguit tien zorgketens in Nederland zijn, waar een ziekenhuis deel van uitmaakt. Behalve Gorinchem zijn dat: Leeuwarden, Emmen, Coevorden/Hardenberg, Boxmeer, Sittard/Geleen en Zeeuws-Vlaanderen. Grappig genoeg bijna allemaal aan de rand van Nederland.
Fusies van zorgaanbieders en verzekeraars?
Aan het eind van de jaren negentig discussieerden we binnen Rivas over het idee om behalve zorg, ook zorgverzekeringen aan te bieden. Ook daarvoor zijn goede en echte redenen, van dezelfde aard als eerder voor de ketenfusie. De goede redenen: bieden van een totaalpakket, betere sturing, minder bureaucratie, meer aandacht voor preventie, en dergelijke. De echte reden: onzekerheidsreductie en meer marktbeheersing. Zie boven. Daar is opnieuw niets mis mee, beide motieven ondersteunen elkaar. We polsten onze zorgverzekeraar Trias over een mogelijke samenwerking, vooruitlopend op samensmelting van Rivas en Trias. (Even terzijde: Trias afficheert zich tegenwoordig niet als ziektekostenverzekeraar maar als gezondheidsverzekeraar. Welk een lachwekkende hovaardij! Alsof gezondheid te verzekeren is) Trias was destijds nog een kleine verzekeraar, lokaal ingebed in de regio´s rond Gorinchem en Gouda. Hun reactie was aarzelend. Trias was immers zelf op zoek naar partners om sterker te worden in een fusie met andere zorgverzekeraars. Een aantal jaren gelden ging het dan ook met veel grotere partijen als Univé, VGZ en de ambtenarenverzekering IZA op in het huidige UVIT, een groep die het grootste aantal verzekerden in Nederland telt. Ik moest aan dit alles denken toen ik een knipsel las uit de Volkskrant van 24-10-2008, dat een attente lezer van onze website per e-mail opzond (zie de koptekst hierboven) Mijn opvolger in de Rivas Zorggroep, Pieter de Kort, werpt daar opnieuw een balletje op voor een samengaan, zelfs een fusie, met dezelfde verzekeraar die nu natuurlijk wel heel erg veel groter is. Toch voel ik opnieuw (plaatsvervangende) trots als ik het lees. Voor ongekamde, verfrissende ideeën moet je kennelijk nog steeds in Gorkum zijn! Zou de tijd er nu, na tien jaar, wel rijp voor zijn?
Twee heilige koeien in de zorg
De kritiek die Pieter nu ten deel valt, bijvoorbeeld in een recent rapport van het Centraal Planbureau, is dezelfde als tien jaar geleden: de dreiging van een ongezond marktmonopolie met duurdere en slechtere zorg. Dat is natuurlijk een reeël gevaar, waar je niet licht aan voorbij moet gaan. In feite zijn er twee heilige koeien in de gezondheidszorg in Nederland. Dat zijn (1) De vrije artsenkeuze en (2) De vrijwel absolute scheiding tussen het verzekeren van zorg en het verstrekken van zorg. Het laatste taboe heeft een honderd jaar lange geschiedenis en stamt uit de tijd dat de eerste ziekenfondsen zelf dokters in dienst hadden, die zich om begrijpelijke redenen de wet niet wilden laten voorschrijven door hun werkgevers. Ik herinner me dat er in de jaren tachtig slechts één uitzondering op het taboe bestond, de Azivo-apotheek in Den Haag, eigendom van het toenmalige Haagsche ziekenfonds met dezelfde naam. Voor de beide heilige koeien bestaan ook weer goede en echte redenen. De goede redenen betreffen de keuzevrijheid van patiënten, het recht die hulpverlener of instelling te kiezen die hun voorkeur heeft. De echte redenen hebben meer te maken met de constante weigering van vooral de dokters om zich in enig gareel te schikken. En natuurlijk ook met de machtsvraag: wie zal prevaleren, de verzekeringskant of de kant van de zorgaanbieders?
Een vergelijking van verzekeringen: verschillende vrijheidsgraden
Het is aardig om eens een vergelijking te maken met de verhoudingen in andere verzekeringsbranches. Er zijn, geloof ik, twee uitersten. De één is de Autoverzekering. Niet betreffende de verzekering van de aansprakelijkheid, maar van de schade. De schade wordt getaxeerd en vergoed en voor zover ik weet schrijft geen enkele autoverzekering je voor bij welke garage je die schade moet laten repareren. Laat staan dat een verzekeraar zelf de schade aan je auto herstelt. Volledige keuzevrijheid bij volledige scheiding (tussen verzekering en "verstrekking") Het andere uiterste is voor mijn gevoel de Rechtsbijstandsverzekering. Hier maakt de verzekeraar doorgaans uit welke groep advocaten je mag kiezen. Met die groepen heeft hij contracten afgesloten. Als je een advocaat van eigen keuze wilt, bijvoorbeeld vanwege diens deskundigheid, dan kan dat wel maar moet je het vaak zelf betalen. De verzekeraar bepaalt ook of je juridisch probleem kansrijk genoeg is voor een rechter. Anders vergoedt hij ook niks, hooguit achteraf als je tóch gewonnen hebt. Tenslotte hebben veel rechtsbijstandverzekeraars zelf juristen in dienst, die de zaak voor je behandelen. ARAG is daar een voorbeeld van. Hier dus nauwelijks of geen keuzevrijheid en scheiding van verzekering en "verstrekking". Tot dusver lijkt de zorgverzekering het meest op de autoverzekering. Maar de invoering van DBC´s, de vrij onderhandelbare Diagnose-Behandel-Combinaties voor steeds meer ziektebeelden, gaat dat veranderen. Er zijn toenemende tendensen bij verzekeraars en zorginstellingen om de verstrekkingen te reguleren, zoals exclusieve DBC-contracten voor medische behandelingen met voorkeursklinieken met uitsluiting van andere. Soms om kwalitatieve redenen, dus omdat die klinieken of ziekenhuizen betere zorg bieden. Dat is goed. Soms om financiële redenen, omdat het ene ziekenhuis minder rekent dan het andere. Is dat slecht? De stap om verzekering en verstrekking in één hand te brengen wordt in er in elk geval kleiner door. En de keuzevrijheid van de patiënten, ook wel consumenten genoemd, zal afnemen. Een lastig punt is het gegeven dat veel zieke mensen helemaal niet zo bewust kunnen kiezen. Je verzekering sluit je af op een tijdstip in je leven, dat je gezond bent en geen zorg nodig hebt. Velen kiezen dan het goedkoopste pakket. Als de zorg wél nodig is, kan je al weinig meer kiezen. Dat wordt nog versterkt door je ondeskundigheid, je gevorderde leeftijd en mogelijke dementering. Een goede, gemotiveerde en zorgzame combinatie van zorg- en verzekeringsorganisatie kan dan uitkomst bieden. Maar dat is niet onder alle omstandigheden gegarandeerd. Als de moderne zorgorganisaties ook winst mogen maken, zoals bijna alom bepleit wordt, kunnen er allerlei perversiteiten en excessen ontstaan. Risico-uitsluiting bijvoorbeeld, het weigeren om dure chronische of zeldzame ziekten te verzekeren. Een sterke en kordate, niet-bureaucratische Inspectie en een even kordate, niet-bureaucratische regulerende Marktmeester kunnen in de gezondheidszorg zorg niet ontbreken.
Twijfel en scepsis
Enfin, ik blijf het allemaal toch steeds volgen, merk ik, daarbij vervuld van twijfel en scepsis. Als altijd bestaan er geen pasklare antwoorden. Vreemd. Vroeger twijfelde ik minder en wist ik veel beter waar het heen moest. Dacht ik. Wat ik wel weet is dat in ieder systeem en bijna altijd de sterken sterker worden en de zwakken zwakker. Such is our world. Daarmee zijn we weer terug bij Darwin. Grappig, eigenlijk. Sterk en zwak heeft niets te maken met goed of slecht. De evolutie kent immers geen moraal, alleen winaars en verliezers. Dat mij dat persoonlijk niet zo erg bevalt, maakt geen verschil. Terug naar boven
De Zuilen van Hercules passeren
02-04-2008
Het mythische beeld van de Zuilen van Hercules, die we gisteren - naar het noordoosten varend - achter ons geleidelijk in de azuurblauwe zee zagen zakken, laat me nog niet los. Ik ben meer onder de indruk van deze plek dan ik verwachtte. De Monte Hacho en de Rots van Gibraltar. De beide zuilen zouden, volgens de mythen, oorspronkelijk één hoge berg gevormd hebben, (de) Atlas. De Griekse held Hercules zou ze hebben gescheiden tijdens de uitvoering van één van zijn Werken en daardoor de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee met elkaar hebben verbonden. Volgens andere mythen zou hij de pilaren juist niet gescheiden, maar dichter bij elkaar hebben getrokken. In Ceuta staat dan ook op het ene havenhoofd een beeld van Hercules die de pilaren uiteen duwt, terwijl het beeld op het andere havenhoofd toont dat hij ze naar elkaar toe trekt.
Een onvergetelijke ervaring op deze plek te varen. Je in te beelden dat je een Phoenicische koopman bent, die met zijn schip voorzichtig langs de kust naar het westen vaart. Als je met moeite tegen de stroom in varend de laatste kaap rondt, krijg je de gevreesde pilaren in zicht. De tegenstroom wordt steeds sterker en dreigt het scheepje terug te sleuren. Een angstaanjagende ervaring in een tijd dat velen stellig geloven dat achter die pilaren de wereld ophoudt. In de woorden van Euripides: "de nooit overgestoken zee achter de Zuilen, het eind van alle reizen, waar de Heerser van de Oceaan de zeelieden niet toestaat verder te varen op de purperen zee" Misschien ben je bang dat ze tegen elkaar kunnen slaan en je schip vernietigen, net als de gevaarlijk klaprotsen van Yolkos. Of dat er monsters leven zoals de angstaanjagende Scylla en Charibdis in de zeestraat van Messina.
Sommigen varen toch verder. De Phoenicische zeevaarders deden het al, eeuwen voor het begin van onze jaartelling. Ze vestigen zich langs de Iberische en West-Afrikaanse kusten. Sommigen waaien door stormen ver de Oceaan op en keren nimmer weer. Toch is de weg eens gegaan en wordt steeds vaker gegaan en er wordt aangetoond dat de Zuilen niet het einde van alles betekenen, maar alleen maar een doorvaart. Zoals zeiler/auteur Sebastian Smith zo mooi schrijft in zijn "Southern Winds" (Penguin, 2004): "Iedere zee leidt alleen maar tot de volgende" Deze oude kaart, een Middeleeuwse kopie van een kaart uit de Romeinse tijd, toont dat.
(Detail uit de Tabula Peutingeriana, een kopie van een fascinerende Romeinse reiskaart uit de 3e of 4e eeuw. De kopie werd gemaakt in de 13e eeuw. Bron: Wikipedia.nl. Tingi is de Latijnse naam voor Tanger)
De Zuilen van Hercules staan er nog op, maar ze markeren niet langer het einde van de wereld, maar het einde van een wereldbeeld. Het Antieke Wereldbeeld waarin de aarde plat was, de Middellandse Zee het centrum en de Zuilen van Hercules het einde. Waarin de wereld werd gedeeld met talrijke goden, reuzen en monsters. Een wereld van pantheïsme, zonlicht en azuren zeeën, maar toch minder licht en vrolijk dan we ooit op school leerden.
Er schuilt een boodschap in voor onze tijd en misschien voor iedere tijd. Verkenningen, ontdekkingen, het rusteloze zoeken en zwerven van Homo Sapiens, de rechtopgaande aap met zijn grote brein, zijn onstuitbare nieuwsgierigheid, de duizelingwekkende ontwikkeling van de wetenschap - ze deden en doen voortdurend wereldbeelden in duigen vallen. Het pantheïsme van de Grieken en de natuurvolken maakte plaats voor de grote monotheïstische religies, waarin de wereld uiteindelijk een ronde bol mocht zijn, maar dan wel als centrum van het heelal. Galileï plaatste de zon in het centrum en vernietigde het geocentrisch wereldbeeld. Zijn werk was tweehonderd jaar lang verboden door de Katholieke Kerk. Later sneuvelden in steeds sneller tempo nog vele wereldbeelden: de zon vormt niet het centrum van het heelal, maar is een onbetekende ster in een uithoek van het Melkwegstelsel, dat op zijn beurt een onbetekenend stelsel is in een immens universum vol miljarden sterrenstelsels. Het universum bestaat slechts voor een klein deel uit de soort materie waaruit wij zijn opgebouwd. Het overgrote deel is donkere materie en donkere energie. Het universum is er één van onvatbaar vele universa. Aan de andere kant wordt ook de materie, waaruit wijzelf zijn gemaakt, beheerst door beginselen van onzekerheid en waarschijnlijkheid. Geloof en religie hebben nooit iets van het wereldraadsel opgelost. Nu is de wetenschap volop aan de beurt. Het wetenschappelijk wereldbeeld is echter van een andere aard. Het poneert niet, het onderzoekt, twijfelt en onderzoekt voortdurend verder. Er is geen einde in zicht en ik verwacht dat ook niet, "iedere zee leidt alleen maar tot de volgende"
Was er nou maar een instantie waar je iets mee kon regelen, bijvoorbeeld dat je wel bereid bent om dood te gaan als het dan echt moet, maar dat je een klein stuk bewustzijn mag houden om de komende tienduizenden jaar te zien hoe wetenschap en samenleving zich ontwikkelen. Gewoon alleen maar waarnemen, om te weten hoe het nou uiteindelijk zit en afloopt. Maar ja, als er zo´n instantie bestond, dan kon die het je eenvoudig ook wel vertellen. Terug naar boven
Ik bedoelde wat anders te vragen
20-03-2008
Ik bedoelde wat anders te vragen
Ik weet dat ik wat anders vroeg
toen ik me afvroeg hoe je vroeger was,
had je toen ook zoveel liefde
voor degene met wie je was?
De wind sloeg in de kuip van ons schip,
we voeren door de Straat van Gibraltar.
Ik weet dat ik wat anders vroeg:
Je kijkt zo koud, heb je het koud?
Nee, zei je, ik heb het niet koud, maar
kijk eens opzij, er zijn bijna geen huizen
op die steile oever, hier wil ik wel wonen
maar dan alleen met jou.
Uit ons raam zien we schepen varen,
alleen wij varen niet mee en niet meer.
Maar hoe was je, wou ik toch vragen,
toen je vroeger met een ander woonde?
Wou je toen ook ergens anders wonen?
Dit keer met mij is het de Straat van Gibraltar,
maar vroeger toen je me niet kende,
welke godvergeten plek was het toen?
Sommige vragen ontvangen geen antwoord.
Had je ze maar niet moeten stellen,
je kunt overal varen en hebben willen wonen.
Heb je het koud?, zoiets vraag je wel.
Terug naar boven
Wat staat ons te wachten?
(Dit stuk en de tabel zal ik in de komende weken verder aanvullen. Het is lastig en tijdrovend om alle feiten bijeen te zoeken én ervoor te zorgen dat de feiten uit betrouwbare bronnen komen. Het stuk groeit dus steeds verder aan)
Wat staat ons te wachten in een snel opwarmende wereld? Dat is een lastige vraag. Laten we eerst een aantal (vrijwel) vaststaande zaken op een rijtje zetten.
1. Sinds medio 18e eeuw warmt de aarde snel op. De laatste 40 jaar in een steeds sneller tempo.
2. De globale opwarming wordt voor een substantieel deel veroorzaakt door de mensheid zelf, vooral door het opstoken van fossiele brandstoffen, zoals kolen, aardolie en gas.
3. De opwarming leidt tot verandering van het klimaat op aarde. Die verandering kan lineair en geleidelijk zijn, zodat we ons erop kunnen voorbereiden, maar er is een niet te verwaarlozen risico op abrupte omslagen van het klimaat. Daar zijn we niet op voorbereid.
Nu even wat cijfers:
Periode | CO² in atmosfeer in ppm | CO² in atmosfeer in miljarden ton | Globaal gem. temperatuur (° Celsius) | Niveau zeespiegel t.o.v. 2000 AD (meters) |
Tijdens een IJstijd | 190 | 440 | ||
Tussen IJstijden in (Interglaciaal) | 280 | 660 | ||
1800 AD | 280 | |||
1900 AD | 295 | ±14,4 - 15° | - 0,17 | |
Heden 2005 | 380 | 880 | 15° - 16° | - |
Huidige jaarlijkse toename | 2 | |||
2100 AD (IPCC AR4,2007) | ±17° - 22° | +0,2 - 0,6 | ||
24 miljoen jaar geleden | 500 | |||
40 miljoen jaar geleden | 700 | |||
PETM* 55 milj. jaar geleden | 1000 - 2000 | | 70 | |
NB: Je kunt al deze cijfers niet lineair extrapoleren of aan elkaar verbinden! Het klimaat is verschrikkelijk ingewikkeld. Het kent vele buffers, positieve en negatieve terugkoppelingen en plotselinge, grootschalige veranderingen. Bovendien zijn tal van andere factoren van invloed - vroeger, nu en in de toekomst - zoals cycli in zonneactiviteit en het langzaam heter worden van de zon, variaties in de baan van de aarde om de zon, vulkanisme, enzovoorts.
In een grafiek ziet het er zo uit:
Deze grafiek beslaat ongeveer 600 miljoen jaar. (De aarde is zelf ongeveer 5 miljard jaar oud) Er zijn verschillende dateringsonderzoeken (met radioactieve koolstofisotopen) bijeen gezet voor de Co²-concentraties in de atmosfeer. Je ziet dat die in het verre verleden véél hoger zijn geweest dan vandaag-de-dag. De aarde was toen in zijn geheel tropisch warm en de polen waren volledig ijsvrij.
Vóór deze periode was de aarde juist erg koud en mogelijk waren zelfs alle oceanen bevroren. Men noemt die tijd dan ook Snowball Earth.
(Wordt vervolgd)
Terug naar boven
Is de mens de oorzaak van opwarming?
23-02-2008
Is eigenlijk wel bewezen dat de mens de oorzaak is van de opwarming van de aarde? Nee, niet in absolute zin. Je kunt niet met absolute zekerheid uitsluiten dat er factoren bestaan, die we (nog) niet kennen of waarvan we de invloed verkeerd inschatten. Maar anderszijds, er zijn wel steeds meer sterke aanwijzingen dat het gebruik van fossiele brandstoffen door Homo Sapiens de huidige opwarming veroorzaakt. Zelfs een klimaatscepticus als Bjorn Lomborg twijfelt daar niet aan. Al in zijn eerste boek "The Skeptical Environmentalist" uit 2001 schrijft hij: "That there should be some sort of anthropogenic greenhouse effect is also fairly uncontroversial" (p. 260) Er zijn ook mensen die van mening zijn dat de huidige opwarming niet door de mens, maar door natuurlijke fluctuaties wordt veroorzaakt. Science-writer Simon Rozendaal van Elsevier is bijvoorbeeld zo iemand. Het gaat dan met name om de invloed van de zon. Hoe zit het daarmee?
Het plaatje hierboven laat de invloed zien van verschillende factoren in de 20e eeuw. Dat zijn: sulfaat aërosolen en vulkanische uitbarstingen (koelen af), ozon, zonneactiviteit en broeikasgassen (CO², methaan, lachgas, waterdamp, e.d.)(warmen op) Je ziet dat de eerste vier factoren elkaar grotendeels neutraliseren, terwijl de opwarming door broeikasgassen er ruim bovenuit gaat.
Het volgende plaatje uit een onderzoek van het KNMI (1999) laat de invloed zien van de drie belangrijke, natuurlijke factoren: sterke vulkaanuitbarstingen, variaties in zonneactiviteit en interne variabiliteit (b.v. El Niño)
Vulkaanuitbarstingen blazen grote hoeveelheden stof en aërosolen de atmosfeer in, die voor afkoeling zorgen. Je ziet dat er vóór 1960 weinig vulkaanactiviteit was en dus weinig afkoeling hierdoor. Na 1960 waren er grote uitbarstingen, bijvoorbeeld van de Pinatubo in 1991. Daar zie je dan ook een diepe dip naar beneden, in de richting van afkoeling. Toch is de wereldtemperatuur in de tweede helft van de 20e eeuw sterk gestegen, ongeveer 0,5° C, vooral na 1976. Je ziet dat de invloed van El Niño een regelmatige fluctuatie toont van ongeveer 6 jaar, die niet erg opwarmt, en dat de invloed van de zonneactiviteit niet erg sterk was en vanaf 1990 eigenlijk afneemt. Dan blijft alleen de sterk opwarmende invloed van het toegenomen broeikaseffect eigenlijk over.
Hieronder is de invloed van alle opwarmingsfactoren (behalve El Niño) samengevat in een plaatje uit het vierde rapport van het IPCC uit 2007 (betr. het jaar 2005)
Een uitslag naar rechts (= rood ) betekent opwarming en naar links (= blauw) afkoeling. Van boven naar beneden: broeikasgassen, ozon, waterdamp, oppervlakte-albedo (= mate van terugkaatsing), aërosolen, vliegtuig-trails en straling van de zon. Na alles verrekend te hebben zie je op de onderste regel overblijvende deel: de door de mens veroorzaakte opwarming. Uit de bovenstaande overzichten komt duidelijk naar voren dat de snelle toename van global warming in de de periode na 1950 tot nu vooral wordt veroorzaakt door de toename van broeikasgassen als gevolg van het steeds meer verbranden van fossiele brandstoffen door de mens.
Toch moeten we de invloed van toekomstige zonneactiviteit niet onderschatten! Vanaf zijn onstaan ongeveer 5 miljard jaar geleden is de zon zo´n 30% sterker gaan schijnen. De invloed daarvan op de hoeveelheid warmte die wij ontvangen, is natuurlijk groot, maar de verandering strekt zich over een enorme periode uit zodat we er niets van merken. Het gaat ook niet alleen om zonnevlekken, donkere vlekken die ontstaan op plaatsen waar het oppervlak van de zon koeler is. Dat gaat gepaard met korte, hevige explosies van energie en de uitstoting van geladen deeltjes. Als die de aardatmosfeer treffen, kunnen ze indrukwekkende sluiers van gekleurd licht veroorzaken: het beroemde "poollicht" De zon blijkt een 11-jarige cyclus van zonne(vlekken)activiteit te vertonen. Maar die variaties van activiteit zie je nauwelijks terug in de temperaturen op de aarde. Ze veroorzaken variaties van slechts 0,01°C. Maar er zijn ook langzamere variaties in de zonneactiviteit, die wel merkbare invloed hebben, schrijft het KNMI op 28-02-2007 op zijn website. Daar is nog weinig over bekend. In de Kleine IJstijd, de periode van ruwweg 1500 - 1750 (klik hier), waren er bijvoorbeeld heel weinig zonnevlekken.
Vorige maand meldde de Amerikaanse National Oceanic an Atmospheric Administration op een webpagina www.noaanews.noaa.gov/stories2008/20080104_sunspot.html dat er een nieuwe 11-jaarsperiode van verhoogde zonneactiviteit begonnen was, genaamd Solar Cycle 24. Hieronder een foto:
Het maximum van de cyclus verwacht men in 2012 of 2013. Een rest van de vorige cyclus zie je iets beneden de evenaar, de nieuwe begint linksboven op 27° N. De stormen van geladen deeltjes die met dergelijke uitbarstingen gepaard gaan, kunnen op aarde storingen veroorzaken in communicatiesystemen, GPS-signalen en zelfs in mobiel telefoonverkeer. Of weer & klimaat ook worden beinvloed, moeten we afwachten.
Een paar jaar geleden (in 2005 door Drew Shindell, Goddard Institute for Space Studies, GISS) is er wel een mechanisme ontdekt dat kleine veranderingen in de activiteit van de zon zou kunnen versterken tot grotere veranderingen in temperatuur. Het model verbindt - anders dan in de toen gangbare modellen - veranderingen in de stratosfeer met veranderingen in de troposfeer (waarin het weer zich afspeelt) en het heet stratospheric feedback. Veranderingen in zonneactiviteit spelen er ook een rol in en dan gaat het niet om de betrekkelijk geringe totale stralingsverandering maar om de veel grotere veranderingen, soms wel 10%, in de hoeveelheden ultraviolette straling van de zon. Die veroorzaken veranderingen in de jetstromen in de stratosfeer, die op hun beurt de beide grote windsystemen in het noordelijk en het zuidelijk halfrond sterk beinvloeden: respectievelijk de Arctic Oscillation (AO) en de Southern Hemisphere Annular Mode (SAM) Als sterkere zonneactiviteit méér ultraviolette straling de ruimte in zendt en de jetstromen in de aardse stratosfeer opstuwt, worden AO en SAM sterker en brengen nog meer warmte naar de polaire gebieden, met grote kans op het versneld smelten van de ijskappen in Groenland en Antarctica, met alle ellende van dien. Tot dusver is het nog een model, maar wél een serieus model dat - bijvoorbeeld toegepast op het verleden - ook een periode als de Kleine IJstijd creëert.
Betekent dit nu dat de invloed van de zon eigenlijk veel belangrijker is dan van broeikasgassen? Nee, die laatste hebben global warming zelfs verder opgestuwd in de periode dat de zonneactiviteit de laatste decennia afnam en dus de aarde koeler had moeten maken. Opwarming door een actievere zon begint dus op een al verder opgewarmde aarde. Terug naar boven
Klein In Memoriam voor Kees
29-01-2008
Vandaag werd Kees Klein begraven. In Deil op het kleine kerkhof dat tegen de dijk van de Linge ligt, aan het Oostereind. Vroeger dacht ik dat ze je hier konden begraven "met je hoofd in de dijk". Als je er echter rondloopt, kun je zien dat dat voorrecht (als het dat was) weinigen beschoren was. Bijna 26 jaar geleden stond ik hier aan het graf van Herman Filarski, een voormalige wereldkampioen Bridge die jarenlang met zijn vrouw Mieke mijn achterburen waren. Ik sprak tamelijk onverstaanbaar - het was een winderige dag vroeg in april 1982 - een grafrede uit namens de Deilse bridgegemeenschap. Niet dat ik kon bridgen. Ik was in het begin van de jaren ´80 gescheiden en eenzaam en Mieke Filarski dacht dat ik mij door het leren van dit edele kaartspel misschien minder eenzaam zou voelen.
Kees Klein is niet zo oud geworden. Hij was nauwelijks ouder dan ik nu. Zijn vrouw Lyda was een aantal jaren geleden overleden. Samen kochten ze ergens halverwege de jaren tachtig het voormalige gemeentehuis aan de Deilsedijk van de vroegere Gemeente Deil. Die was in 1978 opgegaan in Geldermalsen. Het was toen nog in gebruik voor - meen ik - de afdeling Ruimtelijke Ordening. Ze verbouwden het tot de Gasterij De Os en het Paard, vernoemd naar het oude wapen van Deil (wat - herinner ik me - een vergissing was: het wapen toont een paard en een koe, maar toen was het al te laat) Ik was bij het openingsfeest en daarna nog ontelbare malen, bij feesten en afscheiden, recepties en vergaderingen, ups en downs. We richtten er de Deilgroep op en bedachten er de Rivas-fusies, we lieten er de dichter Leo Vroman en zijn vrouw logeren tijdens de kunstmanifestatie BRAIN/Internal Affairs in 1992, ik at er met mijn liefdes en mijn ex´en, we hieven er de Deilgroep na 10 jaar weer op, ik vierde er triomfen en leed er nederlagen. En altijd was er Kees (en Lyda natuurlijk), die in die jaren onnavolgbaar lekker biefstukken kon braden van het vlees van de blonde Acquitaanse koe. Hij kwam steevast vragen of alles in orde was. Dat was altijd het geval.
Kees was letterlijk een kleine man. De natuur had hem in meerdere opzichten niet ruim bedeeld. Hij had succes met zijn restaurant maar op de één of andere manier kon Kees zich niet echt gelukkig voelen. Ik weet niet hoe dat kwam. Had hij er geen talent voor? Soms - aan het nachtelijk eind van weer één van al die bijeenkomsten, etentjes en vergaderingen - zaten we alleen samen aan zijn bar en dronken we een borrel te veel. Het leven is zinloos, waren we eens. Maar wél mooi, voegde ik er soms aan toe. Hij hoorde dat niet meer, verzonken in zijn eigen gedachten die nogal somber van aard waren. Al voor de dood van Lyda leed hij aan een slopende ziekte. Wonderlijk toch, hoelang hij het toch volhield. Hij deed zijn bedrijf over aan zijn zoon Wouter, kreeg een vriendin en zag zijn kleinkind nog geboren worden. De laatste jaren woonde hij in de verbouwde brandweergarage naast het restaurant. Daar is hij overleden op 23 januari, godbetert op dezelfde avond vorige week dat Ans en ik ernaast, op een steenworp afstand, zaten te eten met de familie Hogerdijk. We hebben er niets van gemerkt en vernamen het pas de dag erna. Dat heeft iets van the show must go on.
Op zijn hoekige, narrige manier was Kees een ondernemer die een mooi bedrijf schiep. Het was in het begin helemaal niet zeker dat het zo´n succes zou worden. Hij en Lyda hebben verschrikkelijk hard gewerkt. Ze hebben daardoor te weinig tijd voor elkaar gehad, vrees ik. Vandaag is Kees in Deil begraven, ik neem aan naast Lyda. Ik gedenk Kees, en eigenlijk hen beiden, met verdriet en respect. Dat zij rusten in vrede in die Deilse aarde. Terug naar boven
Zonder illusies ben je nog niet gek
06-01-2008
Deze week las ik in het dikke kerstnummer van Elsevier (15-12-2007) een interview met de Amerikaanse psychiater Irvin Yalom met als titel "Om rustig te sterven moet je uit het leven halen wat erin zit" De titel dekt de inhoud goed. De dood is één van de grootste existentiële vraagstukken van het leven, zegt Yalom. Voortdurende angst voor de dood zou het leven onmogelijk maken. Je zou gek worden. Daarom leren de meeste mensen die angst te ontkennen en te bezweren door het bouwen van verdedigingslinies, zoals: kinderen krijgen en opvoeden, hartstochtelijke liefdesrelaties hebben, kunstwerken scheppen, in een religie opgaan of carrière maken (of om de wereld zeilen?) Maar op zeker moment in je leven schieten die verdedigingen tekort, zegt Yalom. Wat is zijn advies? "Als je bang bent voor de dood, ga hem dan niet uit de weg, maar kijk hem recht en onbevreesd in de ogen en haal álles uit het leven wat er nog in zit. Laat aan het einde niets voor hem (de dood - TZ) over"
Het is, denk ik, wel een goed advies, op het lijf geschreven van de hedonistische mens van deze tijd. Toch doet het ook wat krampachtig aan. De amechtige jacht op zoveel mogelijk genot en levensvervulling legt het, geloof ik, in laatste instantie toch af tegen het scepticisme van een kritische geest. Misschien vindt Irvin Yalom dat zelf ook wel, maar wil hij zijn patiënten niet in de existentiële kou laten staan. Hij deed me terugdenken aan een auteur die in de jaren ´70 grote indruk op me maakte. Iemand aan wie Yalom zonder enige twijfel zeer schatplichtig is, hoewel hij hem niet noemt, namelijk de cultureel antropoloog Ernest Becker. Net als Yalom een Amerikaan van joodse afkomst. Hij leefde van 1924 tot zijn ontijdige dood in 1974 en schreef een indrukwekkend boek: "The Denial of Death" (1973), in het Nederlands vertaald als "De ontkenning van de dood" (Ambo, 1975) Hij kreeg er postuum de Pullitzerprijs voor. Ook Becker zegt dat we de dood niet onder ogen kunnen zien zonder gek te worden van radeloosheid. Doodsangst drijft ons tot heroïsme, geloof en/of voortdurende verstrooiing en vermaak. Het zijn noodzakelijke afleidingen om te kunnen doorgaan met leven. Wat pesterig vraagt hij zich af waarvoor het proletariaat nog moet leven na de heroïsche zege van de marxistische revolutie. Religie is nog de minst destructieve vorm van de universele en noodzakelijke ontkenning van de dood. Ik geloof overigens niet dat Becker zélf gelovig was, maar dat weet ik niet zeker.
De bovenstaande samenvatting ontleen ik aan een aantal Internet-sites, waar je nog het nodige over Ernest Becker kunt vinden. De Nederlandse Wikipedia heeft overigens niets over hem. Ik las Beckers boek eind jaren ´70, schat ik, toen ik nog in Utrecht woonde. Op één of andere manier ben ik het daarna kwijt geraakt. Een lot dat meer van mijn betere boeken trof. Ik heb het vaak pijnlijk gemist, vooral omdat ik me herinnerde dat Berger zijn vraagstellingen bijzonder indringend kon formuleren. Maar toen bleek het boek helaas uitverkocht. Door een gelukkig toeval kreeg ik het in 1992 weer in handen, dankzij de psycholoog Piet Vroon. Piet nam deel aan de kunstmanifestatie BRAIN/Internal Affairs, die ik toen in het Gorcumse Beatrixziekenhuis organiseerde. We konden goed met elkaar overweg en dat kwam mede doordat hij ook zo van het boek van Becker hield. Via zijn relaties als gevierd auteur in de uitgeverswereld wist hij een exemplaar van de Nederlandse vertaling voor me te bemachtigen. Toen ik dit voorjaar de boeken uitkoos, die ik aan boord wou meenemen, heb ik met het boek in mijn handen staan dubben. Maar ik nam immers al zoveel boeken mee, dus legde ik het tenslotte terzijde en nu ligt het in de opslag.
Vreemd hoe gedateerd de opvattingen van Becker vandaag de dag aandoen. Ik bedoel daarmee niet dat we de angst voor de dood niet meer zouden voelen, laat staan overwonnen hebben. Ook hebben we de zin van het bestaan niet opgehelderd. Maar op een of andere manier lijkt het in het toenemende licht van een wetenschappelijk wereldbeeld minder - ja, minder wat? - minder erg, zou ik haast zeggen. Ondanks de voortgang van de wetenschap blijft de wereld onverklaarbaar en ons leven en sterven evenzeer en er is geen schijn van kans dat dat op afzienbare termijn anders wordt. Ik doe daar niet luchtig over, ik vind het eigenlijk zelfs verkeerd, maar dat helpt niks. Het is wel tergend om onze huidige zwerftocht met een zeilboot over de wereld - Yalom en Becker indachtig - te zien als een (hedonistische) vlucht voor de dood. Mooi beeld. Je weet het nooit zeker, wie peilt de diepte van zijn eigen motieven? Maar kom - eenieder vindt ergens zijn onvermijdelijk Isfahan. Ik heb geen grote woorden nodig. Ik houd van zwerven, zoeken en vragen. Zonder illusies ben je nog niet gek. Ik zou het vooruitgang vinden als de zaken er zo voorstaan, dat de mensheid in deze tijd bezig is om voor het eerst in de geschiedenis te leren leven zonder goden en zonder irrationele angst voor de dood.
Toch is dit niet het laatste woord (zo dat al bestaat) Nee. zo eenduidig is het niet. Want - de liefde. Het voorgoed verliezen van je geliefde, van iemand die je wezenlijk nastaat, je vrouw, je man, je kind, dat is erger dan je eigen dood, geloof ik. (En dan zeg ik nota bene dat ik geen grote woorden nodig heb!) Ga je dan zo nuchter en rationeel verder? Ik weet het niet. Het lijkt een ander onderwerp, er past niet van die dappere filosofentaal bij als ik hiervoor bezigde. Ik zou dit veeleer moeten fluisteren, in de bescheiden woorden van een dichter wiens naam ik zelfs vergat, maar wiens woorden ik onthield, woorden vol verdrietig inzicht:
"Life is a dream that we are lulled into,
but do leave from separately"
Psychiater Irvin Yalom (en wie weet, ook Ernest Becker) kunnen nu met enige triomfantelijkheid tegen me zeggen: jongen, jij bent niet bang voor je eigen dood, want die fantastische hartstochtelijke liefde van jou is de verdedigingslinie, de je hebt opgericht tegen je eigen doodsangst. Zo is de cirkel weer rond. De ontkenning van de dood, het boek is me bijgebleven. Er lijkt geen ontsnappen aan. Toch wil ik dat. Terug naar boven
Koffie na de borrel
25-12-2207
Koffie na de borrel
Hoe moet ik het verduren?
Hoe kan ik het bewaren?
Je eindeloos mooie gezicht
over me gebogen
met zoveel mededogen.
Meer liefde kende één man niet.
We komen terug van een borrel
waar ik iets teveel dronk.
Krijg je natte ogen?, zeg je
(je wist niet wat ik dacht)
drink eerst even koffie.
Het zegt niets en jij zegt alles.
Ademloos kijk ik je aan.
Hoe moet ik het verduren,
hoe kan ik het bewaren?
Wáár moet ik het bewaren
en hoe en hoelang
blijft het goed en hoe blijft
dit waar - en waar?
Kan ik er vóór staan en opzij,
eronder en erboven en
erachter tegelijk?
De aanvallen van alle kanten afweren?
Nee, dat kan ik niet, zo werkt het niet.
Als dat kon was het allang uitgevonden.
Het moeilijkst te verduren
is wat niet duren kan.
Dat weet je.
Nooit heeft de liefde
gewonnen van de dood.
Lagos/25-12-2007
Abrupte klimaatverandering (2)
19-12-2007
Dit is het schilderij "Jagers in de sneeuw" van Pieter Brueghel de Oude. Hij schilderde het in 1565, in de koude periode die klimatologen "De Kleine IJstijd" noemen. Dat de grote rivieren en de Zuiderzee ´s winters dichtvroren was toen heel gewoon. Deze periode duurde ongeveer 500 jaar en begon in de 15e eeuw na een lange, warme periode die de Middeleeuwse Warme Periode wordt genoemd. De gemiddelde temperatuur in de wereld was slechts 1° Celsius lager, maar juist in Europa was ze gemiddeld 3° lager. Dat lijkt niet veel, maar de gevolgen waren groot. De omslag vond op verschillende plaatsen in Europa op verschillende tijdstippen plaats, maar wel in korte tijd. Dat had dramatische gevolgen, zoals de ineenstorting in slechts 10 jaar tijd van de eeuwenoude Noorse nederzettingen in Groenland en het mislukken van de oogsten in grote delen van Europa, waardoor hongersnoden en ziekten ontstonden. De koudste periode was tegen het eind van de 16e eeuw - het Maunder Minimum - toen de zonnevlekken-activiteit van de zon ook nog dramatisch afnam. De koudste winter was die van 1693, toen bijvoorbeeld in Frankrijk miljoenen mensen (naar schatting 10% van de bevolking) stierven door kou en ondervoeding. Het einde van de Kleine IJstijd rond 1850 valt ongeveer samen met het begin van de Industriële Revolutie en de toename van de CO²-concentratie in de atmosfeer.
Over de oorzaken van de Kleine IJstijd verschillen de geleerden van mening. (Terzijde: Ik herinner me ooit eens de veronderstelling te hebben gelezen (maar ik weet niet meer waar) dat de Kleine IJstijd in feite het begin van een nieuwe échte IJstijd zou zijn, maar dat die ontwikkeling werd "verstoord" door de massale menselijke uitstoot van broeikasgassen sinds de tweede helft van de 19e eeuw en de snelle temperatuurstijging in de wereld die daarmee gepaard gaat) Maar in elk geval laat het zien dat klimaatveranderingen vaak in korte tijd ontstaan, alsof er een knop wordt omgezet. De Kleine IJstijd is in dat opzicht nog één van de mildere klimaatschommelingen geweest. Veel groter was de plotselinge omslag van 12.800 jaar geleden, toen de aarde na de laatste grote IJstijd weer opwarmde naar het huidige Interglaciaal. Dat is de periode van het Jongere Dryas. Ik schreef daarover een eerdere beschouwing in deze rubriek: Abrupte klimaatverandering (1) Er zijn nog meer van die abrupte omslagen geweest. Ze worden beschreven in "The Winds of Change. Climate, Weather and the Destruction of Civilzations" (2006) van Eugene Linden. Het is niet uit te sluiten dat de huidige snelle opwarming van de aarde het begin is van een nieuwe, abrupte verandering. Klimaat is kennelijk nooit (lang) stabiel.
Wat zegt Bjorn Lomborg over dit onderwerp? In zijn "The skeptical environmentalist" van 2001 komt het niet aan bod. In dat boek wordt de opwarming van de aarde voorgesteld als een geleidelijk proces, waardoor we de tijd hebben ons erop in te stellen. In zijn tweede boek "Cool it!" uit 2007 komt abrupte klimaatverandering wel voor. Lomborg koppelt het fenomeen aan één mogelijke oorzaak, namelijk het stilvallen van de Warme Golfstroom waardoor Europa een veel kouder klimaat zou krijgen, vergelijkbaar met dat in Siberië. Het is het angstaanjagende scenario van de Hollywoodfilm "The Day After Tomorrow" en van een alarmerende worst-case studie van het Pentagon uit 2004. Lomborg noemt het "één van de minst gefundeerde angsten" (p. 83) Geen van de huidige IPCC-modellen simuleert een abrupte afname of afsluiting van de Golfstroom, zegt Lomborg, maar iets tussen geen verandering en een 50%-reductie. Eigenlijk waardeert hij een eventuele reductie van de Warme Golfstroom positief omdat "afzwakking van de Golfstroom betekent dat de opwarming in Europa minder zal zijn" (p. 87) Met instemming citeert hij het IPCC, dat in 2007 stelt dat Europa warmer zal worden, zelfs als de Golfstroom volledig tot stilstand komt.
Dat vertrouwen is gebaseerd op het gegeven dat, om de Warme Golfstroom tot stilstand te brengen, de Groenlandse ijskap in zeer korte tijd (enkele tientallen jaren) zou moeten afsmelten. En daarvan is vooralsnog geen sprake. Het smelten van die ijskap kost duizenden jaren. (Toch ben ik wel blij dat men sedert 2004 snelheid en omvang van de Warme Golfstroom nauwkeurig meet)
Kan het verminderen van de Warme Golfstroom op zichzelf niet leiden tot een abrupte klimaatomslag? Tot een sterk versneld smelten van de Groenlandse ijskap? Zijn er nog andere processen die plotselinge klimaatveranderingen kunnen veroorzaken? Hoe betrouwbaar zijn de huidige klimaatmodellen? Ik ben er niet gerust op. De laatste tijd lees ik regelmatig dat wetenschappers verrast worden door nieuwe gegevens, die wijzen op snellere veranderingen dan de modellen becijferen. Bijvoorbeeld in een recent Amerikaans onderzoek (Dian J. Seidel e.a., Nature Geoscience, 2007) waarin staat dat de tropen zich veel sneller uitbreiden dan de modellen voorspellen, waardoor vegetatiezônes en neerslaggebieden verder verschuiven en stromingspatronen in de oceanen kunnen veranderen. Bijvoorbeeld in de deze maand gepubliceerde studie van de Amerikaanse onderzoeker Wieslaw Maslowsky van de Naval Postgraduate School in Monterey, waaruit blijkt dat de Noordpool al in 2013 volledig ijsvrij zal zijn terwijl de gangbare IPCC-modellen dat niet vóór 2050 verwachten. Kúnnen zulke versnellingen wijzen op een imminente, abrupte klimaatomslag? Het is alsof we met zijn allen op een wild paard rijden dat we niet begrijpen en niet kunnen sturen, laat staan beteugelen. Terug naar boven
Bij de dood van André Gorz
08-12-2007
Ik wist het niet. Die dag, jongstleden 22 september, voeren we met rustig weer om Kaap Finisterre naar het zuiden langs de Spaanse westkust. Diezelfde dag maakten de Franse filosoof/journalist André Gorz (84) en zijn vrouw Dorine Keir (83) een eind aan hun leven na bijna 60 jaar zij aan zij te hebben geleefd. Ik wist het niet en kwam er bij toeval vandaag achter door het lezen van een bestsellerlijst in een oude editie van het Duitse weekblad Der Spiegel (nr. 45, 05-11-2007), die ik vond op het plankje in de laundry, waar zeilers hun uitgelezen boeken en tijdschriften uitwisselen. Verbaasd zag ik dat er een boek van Gorz op prijkte - niet iemand die je op een bestsellerslijst verwacht. Het boek heette "Brief an D." Het wervende bijschrift van een uitgever luidde: "Bewegende Liebeserklärung des französischen Philosophen an seine Frau - bevor das Paar den Freitod wählte" Langzaam drong het tot me door: André Gorz is dood! Een gevoel van verslagenheid over treurig gemiste kansen maakte zich van me meester. Ik had deze vreemde, intrigerende man beter willen leren kennen, maar toen ik er de kans voor had heb ik het niet gedaan.
André Gorz leerde ik kennen in het begin van de jaren ´70 tijdens een discussiebijeenkomst in Amsterdam. Zijn boek "Le socialisme difficil" was niet lang tevoren in het Nederlands vertaald. Ik was van plan om voor het landelijke studentenblad "Student", waar ik in de redactie zat, een artikel over hem te schrijven. Wat me vooral intrigeerde was dat hij als een soort "existentialistische marxist" werd beschouwd en dat hij nauwe relaties met het Franse auteurspaar Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir onderhield. Vooral Sartre vond ik toen een intellectuele verademing temidden van het geharnaste CPN-gedachtengoed enerzijds en de onnavolgbare neomarxistische en maoïstische luchtfietserij binnen de linkse studentenbeweging anderzijds. Dat de latere Sartre ook een warhoofd was geworden had ik toen nog niet door. Ik was vooral verslingerd aan de literaire Sartre van ondermeer de toneelstukken en de grote romanreeks "De wegen der vrijheid" En Gorz kende die mensen! Ik raakte met hem in gesprek, een broodmagere man met een vogelnek en een scherpe neus en ogen die tegelijk vriendelijk en intensief waren. Hij nodigde me uit hem en zijn vrouw in Parijs te komen bezoeken. Dat deed ik. Een halfjaar later toog ik met mijn vriendinnetje van toen, Marijke, naar Parijs waar we door het echtpaar Gorz warm onthaald werden. We brachten een lange, vrolijke avond met hen door in een restaurant. Ik herinner me vooral de welgemeende belangstelling van beiden voor ons wel en wee, wat ik met mijn medische opleiding wilde gaan doen en Marijke met haar sociologiestudie. En het viel ons op dat Gorz en zijn vrouw elkaar bijzonder toegenegen waren. Ze brachten ons naar ons hotel en ze drongen erop aan dat we elkaar vaker zouden treffen. Dat is er niet van gekomen (en dat spijt me nu) Toch bleef Gorz me intrigeren, een dwarse denker in het linkse kamp. Dus kocht ik ieder nieuw boek, maar ik las ze niet. Zelfs kocht ik "Der Verräter", de duitse vertaling van het boek waarin hij probeert zich onder de enorme invloed van zijn vriend en leermeester Sartre uit te werken. Ook dat las ik niet. Komt later wel, dacht ik.
Gorz en zijn vrouw waren toen al ongeveer 25 jaar samen, schat ik. Hun dood schokt me. Gorz´ laatste boek "Lettre à D." verscheen vorig jaar. Dat wist ik niet eens. Op Internet vind ik hier en daar wat citaten. Het boekje telt 75 pagina´s en het is een liefdesverklaring aan zijn ongeneeslijk zieke vrouw. Het begint (in mijn eigen vertaling):
"Je zult binnenkort 82 worden. Je bent zes centimeter gekrompen en en je weegt nauwelijks 45 kilo en je bent nog steeds mooi, gracieus en begeerlijk. We hebben nu 58 jaar samen geleefd en ik heb je meer lief dan ooit"
Het boekje beschrijft hun leven en hun keuze om niet alleen voor de wereld, maar vooral voor elkaar te leven. De moeilijkheden die daarmee gepaard gaan. Haar lange, slopende ziekte. Als ik terug reken naar onze ontmoeting in de zeventiger jaren, dan moet ze toen al geruime tijd ziek zijn geweest. Ik herinner me niet dat er een woord over gevallen is.
Rond 1983 is Dorine tijdelijk aan de beterende hand. Gorz is 60 en besluit Le Nouvel Observateur, de krant die hij mee heeft opgericht, na twintig jaar te verlaten en met vroegpensioen te gaan. Ze trekken zich terug op het platteland.
"Ik had de leeftijd bereikt waarop je je afvraagt wat je met je leven gedaan hebt en wat je ermee had willen doen. Ik had het gevoel dat ik mijn leven niet geleefd had, dat ik het altijd op afstand had waargenomen en maar één kant van mezelf ontwikkeld had en maar een armetierig persoon was. Jij was - en dat ben je altijd geweest - rijker dan ik was. Je bloesemde en groeide in elke dimensie. Je was thuis in je leven, terwijl ik altijd haast had om de volgende taak op te pakken, alsof ons echte leven pas later zou aanvangen"
(....)
"Ik was verbaasd dat mijn vertrek uit de krant, na 20 jaar samenwerking, niet pijnlijk was noch voor mezelf noch voor anderen. Ik herinner me dat ik aan het einde van die dag schreef dat er maar één ding wezenlijk voor me was: bij jou te zijn. Ik kan me niet voorstellen dat ik doorga met schrijven als jij er niet meer bent. Jij bent het wezenlijke zonder welk heel de rest, hoe belangrijk het me ook voorkomt zolang je er wel bent, zijn betekenis en zijn belang verliest. Ik vertelde je dat in de opdracht bij mijn laatste boek"
Ze leven nog 23 jaar samen. Wat een rijkdom, zou je zeggen. Ze leggen een tuin aan, telen hun groente zelf, in het begin maken ze nog enkele reizen. Hij schrijft toch nog zes boeken en honderden artikelen en interviews.
"Ik heb me zeker niet gehouden aan het besluit van 30 jaar geleden: om volledig op te gaan in het heden, met bovenal aandacht voor de rijke schat die ons verstrengeld leven is. Maar nu heb ik geen belangrijk werk meer in the pipeline. Ik wil het leven niet langer uitstellen tot later"
(....)
"Je hebt me alles van je leven en van jezelf gegeven. Ik wil in de gelegenheid zijn om jou alles van mezelf te geven in de tijd die ons nog rest"
Eigenlijk is het boekje een roerend eerbetoon aan haar. Hij beseft dat hij zonder haar niet verder kan.
"Geen van ons zou de ander willen overleven. Vaak zeiden we tegen elkaar dat als we door een wonder een tweede leven zouden krijgen, we opnieuw samen zouden willen leven"
Op 22 september geven ze elkaar een dodelijke injectie in hun huis in Vosnon, op het platteland ten oosten van Parijs. Twee dagen later vindt een vriend ze, naast elkaar liggend op hun bed. Op de voordeur hangt een briefje dat men de politie moet waarschuwen. In Nederland besteedt men nauwelijks aandacht aan de dood van Gorz. Alleen godbetert De Telegraaf heeft - zo lees ik op een Internetsite - een klein berichtje. "Lettre à D." is een bestseller in Frankrijk en nu dus ook in Duitsland. Het zal wel snel in het Nederlands vertaald worden. Lees het. Wie wil leren leven moet leren lief te hebben. Terug naar boven
Over de boeken van Bjorn Lomborg
03-12-2007
Eigenlijk gaat het best goed met de wereld. Lang zo slecht niet als beweerd wordt door milieuactivisten, veel van de media en veel politici. Voorzover er problemen zijn (honger, ondervoeding, HIV, opwarming), zijn die oplosbaar door slimme, overwogen keuzes te maken. Dat zijn de belangrijkste elementen in Bjorn Lomborgs´ "The Skeptical Environmentalist" (TSE, 2001) en in zijn tweede boek "Cool it!" (CI!, 2007) In zijn eigen woorden:
"Our food production will continue to give more people more and cheaper food. We will not loose our forests; we will not run out of energy, raw materials or water. We have reduced atmospheric pollution in the cities of the developed world and we have good reason to believe that this will also be achieved in the developing world. Our oceans have not been defiled, our rivers have become cleaner and support more life.
(....)
Nor is waste a particular big problem.
(....)
Acid rain did not kill our forests, our species are not dying out as many have claimed, with half om them disappearing over the next 50 years - the figure is likely to be about 0,7% The problem of the ozone layer has been more or less solved. The current outlook on the development og global warming does not indicate a catastrophe - rather, there is good reason to believe that our energy consumption will change towards renewable energy sources way before the end of the century.
(....)
And finally, our chemical worries and fear of pesticides are misplaced and counterproductive.
(....)
We ought to be pleased that we have thrown off so many of humanity´s yokes and made possible fantastic progress in terms of prosperity. And we ought to face the facts - that on the whole we have no reason to expect that this progress will not continue.
This is the real state of the world"
(TSE, 2001, pp. 329 - 330)
Dat is nog eens een andere boodschap dan bijvoorbeeld van Al Gore! De onderbouwing wordt geleverd door een enorme hoeveelheid statistisch materiaal en analyse. Alles uit onverdachte, openbare internationale bronnen zoals de UN en zijn organisaties (FAO, WHO, e.d.) en het IPCC. Ik kan daar niet omheen en moet erkennen dat "het" dus allemaal niet zo rampzalig is als wel beweerd wordt. Daar kun je dus eigenlijk blij over zijn. Op onderdelen lijken sommige aspecten nu - na bijna 7 jaar - wat anders te lopen. Dat is niet zo vreemd. De zeespiegelstijging is door het ICPP iets naar beneden bijgesteld, de grondstoffenprijzen zijn beduidend hoger dan Lomborg voorspelde. Met name olie, weliswaar voor een fors deel door speculanten. Maar hoe hoger de olieprijs, hoe eerder duurzame energie concurrerend wordt.
Over de overbevissing van de zee doet Lomborg wat luchtig, voor mijn gevoel. Ik zal proberen daar wat gegevens bij te zoeken. Mijn voornaamste punt van kritiek - en dat geldt ook het tweede boek CI! - is dat hij uitgaat van een geleidelijke klimaatverandering. Dat kan ook anders, namelijk zeer abrupt, zoals ik al in eerdere Beschouwingen benadrukte (zie hier en hier) En dan kan het wel gevaar opleveren. Ik kom daar ook nog op terug.
Het tweede boek "Cool it!" (2007) spitst zich toe op global warming. Lomborg erkent het probleem en dat het door de mensheid zélf grotendeels wordt veroorzaakt. Net als in TSE acht hij forse reductie van CO2-emissies heilloos, duur en onbetekenend. Wat moet er wel gebeuren?Geringe emissiereductie, een koolstofbelasting op het schadeniveau, beschermende maatregelen om te leven met hogere temperaturen en zeespiegels en forse investering in het ontwikkelen en invoeren van alternatieve energie. Ook dat klinkt uiterst redelijk. Verfrissend, zou je met een schuin oog op het onderwerp haast zeggen.
Waarom wordt hij eigenlijk nog steeds zo ontzettend verketterd door veel mensen? "The infamous Bjorn Lomborg", wordt hij genoemd in een recent boek waar ik onlangs in begon, "Animate Earth" (2006) van Stephan Harding. Zonder verdere argumentatie of enige toelichting. Ook hier weer voorbeelden van wat Lomborg kritiseert als "De Litanie" van de doemdenkers. Harding spreekt van een oorlog met de natuur van gargantueske afmetingen:
"The casualties are mounting even as you read this words" (Harding, 2006, p. 19)
Waarom overdrijven veel mensen zo? Dat brengt ons niet dichter bij de oplossingen. Terug naar boven
Wat kun je zien in ijsboorkernen?
24-11-2007
Het mooie plaatje hiernaast is van de Vostok ijsboorkern, die in 1998 in Antarctica bij het gelijknamige Russische zuidpoolstation uit het poolijs werd geboord. Het is tot dusver de langste. Hij bestrijkt 420.000 jaar vanaf heden en toont de veranderingen in het gehalte aan koolzuurgas (bovenste grafiek) en de temperatuur (onder) in de lokale atmosfeer over die enorme periode. Je kunt er een hoop aan zien.
In de eerste plaats kun je zien dat er in die periode vier ijstijden waren, die ieder ongeveer 80.000 - 100.000 jaar duurden. Ze worden onderbroken door korte warme periodes (Interglacialen) van ongeveer 10.000 jaar. Dat zijn de pieken in beide grafieken. Er zijn er 4 of eigenlijk 5 als je die in het begin, 420.000 jaar geleden, ook meetelt. Goed is te zien - helemaal rechts -dat wij ons momenteel al ongeveer 10.000 jaar in zo´n Interglaciaal bevinden. In die periode is onze menselijke beschaving ontstaan. Nu komt er waarschijnlijk opnieuw een ijstijd aan, wanneer die begint is onbekend, het kan nog honderden of duizenden jaren duren. Het kan echter ook eerder zijn.
In de tweede plaats zie je hoe frappant beide grafieken vrijwel exact parallel lopen. Het verband tussen koolzuurgas en temperatuur in de atmosfeer wordt dan ook door niemand meer ontkend. (Ook niet door sceptici als Bjorn Lomborg) Je kunt zien dat in een Interglaciaal het koolzuurgasgehalte ongeveer 280 - 300 ppmv is(= parts pro million by volume) Dat gehalte (± 285 ppmv), gebruikelijk voor de laatste vier Interglacialen, had onze atmosfeer rond 1850, toen de industriële revolutie op gang kwam. Sedertdien gaan we er in hoog tempo bovenuit. Het is nu, 150 jaar later bijna 380 ppmv. Hoe is het met de temperatuur? In de laatste Interglacialen is de temperatuur ongeveer 3° - 4° Celsius hoger dan in 1950 (dat voor beide grafieken als nullijn fungeert). Tot 2000 steeg de gemiddelde temperatuur op aarde met ± 0,7° Tot de volgende eeuwwisseling verwacht het IPCC een verdere stijging met 2,6° Het lijkt dus alsof de temperatuurstijging wat achter loopt op de stijging van het koolzuurgas. Dat is ook zo, er zijn allerlei ingewikkelde processen in de atmosfeer, in de oceanen en op de continenten die voor een deel de stijging compenseren. Zó ingewikkeld dat precieze modellen en precieze prognoses nog niet mogelijk zijn.
In de derde plaats zie je hoe verder je de temperatuurgrafiek (de onderste) naar rechts volgt, dus naar het heden, hoe meer hij een zaagtand-karakter krijgt. Dat komt omdat de meer recente metingen in de ijsboorkern meer details geven. Het ijs is daar minder op elkaar geperst dan in de diepe delen, zodat kortere perioden gemakkelijker meetbaar zijn. Hoewel niet zo groot als het grote verschil tussen een ijstijd en een Interglaciaal kunnnen het toch forse veranderingen zijn. Dat zijn de abrupte klimaatomslagen waar ik in een eerdere beschouwing (Abrupte klimaatverandering) over schreef. Voorbeelden zijn de periode van het Jongere Dryas, niet lang na het einde van de laatste IJstijd en andere abrupte omslagen naar veel koudere klimaten, zoals 8200, 5200, 4200, 1100 en 500 jaar geleden gebeurde. De laatste koude periode is bekend onder de naam Kleine IJstijd (bekend door o.m. de winterschilderingen van Pieter Breughel de Oudere zoals het beroemde "Jagers in de sneeuw") en eindigde pas omstreeks de negentiende eeuw. Men veronderstelt dat deze omslagen, waarbij in 5 tot 25 jaar klimaten sterk afkoelden (met b.v. plotselinge en aanhoudende droogte) grote impact hadden op menselijke samenlevingen. Bijvoorbeeld de teloorgang van het Akkadische rijk (in het tegenwoordige Syrië, 4200 jaar geleden), de Maya-cultuur in Yucatan (1100 jaar geleden) en de Noorse nederzettingen in Groenland (>500 jaar geleden) Die waren erg kwetsbaar. Meer dan wij? Terug naar boven
Meia Praia
06-11-2007
We liepen langs het strand
van Meia Praia. Geen mens te zien.
Waar de zee zich terugtrok
zochten we naar schelpen.
Méér deden we die middag niet.
Totdat er één zich openbaarde,
het was een toverschelp.
We mochten een wens doen
en we wisten: niets
Terug naar boven
Zeldzame aarde
27-07-2007
Dankzij de week van verwaaid liggen in Boulogne-sur-Mer las ik "Rare earth" van Ward en Brownlee uit. Het is een rijk en zeer actueel boek, omdat er in de komende jaren veel onderzoek wordt gedaan met nieuwe satellieten die zoeken naar aardachtige planeten. Zie ook mijn eerder stukje over de satelliet Corot.
De centrale stelling van het boek is dat "simpele" levensvormen (zoals bacteriën) overal in het universum gemakkelijk ontstaan, maar dat complexe levensvormen (planten, dieren, intelligent leven) uitermate zeldzaam zijn. Zó zeldzaam dat onze Aarde mogelijk de enige planeet is in het Melkwegstelsel met complex leven. Dat heeft te maken met de lengte van de waslijst van factoren, die vervuld moet zijn om complexe (meercellige) levensvormen te laten onstaan en voor miljarden jaren te handhaven. dat zijn o.m. een rustige lokatie in de ruimte (geen supernovae, neutronensterren in de buurt), een krachtige zon met lange levensduur, geen dubbelster, een Jupiter en een grote Maan (beide in de juiste positie), platentectoniek, continentvorming, een ijzeren kern (magnetisch veld beschermt tegen kosmische straling), vloeibaar water gedurende 4 miljard jaar, geen catastrophale botsingen met asteroïden en kometen, enzovoorts. Ik ga het boek niet samenvatten, je kunt het beter zelf lezen, het is goed geschreven. Ik noteer alleen wat van mijn eigen reacties.
Je merkt aan alles dat de auteurs liever een andere conclusie zouden trekken. Ze wijzen erop dat tot dusver alle unieke concepten m.b.t. de centrale of unieke positie van mens en wereld kapseisden. Vreemd vind ik dat ze hun redenering beperken tot de vraag of complex leven in het Melkwegstelsel voorkomt. Er zijn immers miljarden sterrenclusters en spiraalstelsels zoals de Melkweg. Als de zeldzaamheid van complex leven zó groot is dat een spiraalstelsel als onze Melkweg slechts één planeet voortbrengt met complex (intelligent) leven, dan zouden er dus miljarden lokaties in het universum zijn waar het ook is gebeurd. Ieder spiraalstelsel of sterrenclusters minstens één. En waar het misschien ook weer teloor is gegaan. Zelfvernietiging en zelfextinctie door ongeremde groei. Communicatie met dergelijke complexe levensvormen is onmogelijk door de immense afstand en de limiet van de lichtsnelheid, maar misschien ook vanwege de ongelijktijdigheid: als je ze nú zou kunnen waarnemen met een geschikte satelliet dan zie je ze hoe ze lang geleden waren. Mogelijk bestaan ze al lang niet meer.
Helaas, de gedachte snijdt geen hout. Niet iedere oester bevat een parel en niet ieder sterrenstelsel een Aarde.
Een prikkelende gedachte rijst waar de auteurs aan het eind van hun boek signaleren hoe enorm de groei van de mensheid in zeer korte tijd is, hoe daarmee een snelle uitsterving van soorten gepaard gaat (m.n. door het verdwijnen van regenwouden, erosie door landbouw, opwarming door opstoken van fossiele brandstoffen, ineenstorten van ecosystemen, gevaarlijk verlies van biodiversiteit):
"Earlier we suggested that the rise of an intelligent species on a planet might be a common source of mass extinction"
Dat suggereert dat complex (intelligent) leven zélf misschien een risicofactor is, die leidt tot een nauwelijks of niet te vermijden zelfvernietiging en dus tot de zeldzaamheid ervan in het universum. Een ziekelijke, zichzelf verstikkende woekering van homo sapiens. Uitgezaaide primateritis, die diagnose van de ziekte waar onze planeet aan zou lijden las ik eerder (bij James Lovelock, meen ik)
Sommige virussen opereren zo, bijvoorbeeld het Afrikaanse Ebola-virus, ze putten hun gastheer uit en sterven met hem tenzij ze op tijd een andere gastheer weten te vinden. Het komt me niet erg waarschijnlijk voor dat de hele mensheid zichzelf op die manier zal uitroeien. Kleine groepen op afgelegen plaatsen, beschermd tegen milieu- en klimaatrampen, die in redelijk evenwicht met hun omgeving leven, kunnen zich misschien handhaven en opnieuw beginnen en samenwerking en symbiose met de gehavende planeet ontwikkelen. Een ander scenario is mogelijk als de mens tijdig interplanetair en instellair reizen ontwikkelt. Kleine groepen kunnen dan andere werelden bereiken en koloniseren. Homo sapiens zou een soort infectieziekte van het universum worden, die een spoor van zieltogende planeten achter zich laat, op zoek naar steeds andere werelden om te besmetten. Terug naar boven
De kathedraalboom
19-05-2007
In april 1996 zag ik in de schitterende botanische tuinen van Lissabon (in het verlengde van de Avenida da Libertade, voorbij Pombal) een enorme boom. De zware takken staken vanaf de massieve stam tientallen meters horizontaal uit en zouden zeker zijn afgebroken, ware het niet dat vanaf de takken dikke stutten als pilaren naar de grond waren gegroeid, waar ze zo te zien wortel hadden geschoten en zich daarmee vast in de bodem hadden verankerd. Tussen die pilaren, onder het hoge gewelfde bladerdak, was het aangenaam koel. Ik ben de naam van de boom vergeten, die zonder twijfel ergens op een bordje stond, en sedertdien noem ik hem in mezelf de kathedraalboom. De boom was zich juist aan het voortplanten, want de grond tussen de pilaren was bezaaid met talloze groenbruine, eikelachtige bonen. Ik raapte er tien op en stak die in mijn zak.
In mijn toenmalige woonplaats Deil hadden we een grote, zonnige serre aan het huis. Een uiterst geschikte plaats voor ontwikkeling en koestering van uitheemse planten, die ik van onze reizen meenam. Er stonden twee fraaie, witte agapanthussen en grote cactussen uit Madeira. De laatsten brachten af en toe echte cactusvijgen voort. Een tijd koesterde ik een citroenboompje, dat helaas na een aantal jaren de geest gaf. Een groot succes was echter een vlijtig voortwoekerende vetplant uit Kreta, die veel water behoefde en delicaat bloeide met oranje-gele bloemetjes. In die serre stopte ik de "eikeltjes" van de kathedraalboom in een broeibakje. Slechts één kwam op en ontwikkelde zich in de pot in een jaar of zes tot een forse plant van ruim een meter hoog, met grote, groene, perkamentachtige bladeren, die een zacht knisperend geluid maakten als je er met je hand over streek.
De kathedraalboom heeft het bij ons nooit gemakkelijk gehad. Hij was erg gevoelig voor zowel hoge als lage temperaturen, ´s winters kon hij beslist niet buiten blijven en ´s zomers liet hij bij grote hitte de perkamenten bladeren hangen. Hij was ook zeer vatbaar voor een familie donkere torretjes, die er bijna ieder jaar in slaagden grote delen van de bladeren te koloniseren en te verorberen. Met herhaalde bespuitingen met zeepsop en verplaatsingen, van binnen naar buiten of juist andersom, waren ze te bestrijden. Toch groeide hij door, kreeg een paar keer een grotere pot, maar nooit wierpen zijn takken "stuttende pilaren" uit.
Hij verhuisde met ons mee van Deil naar Andel, verbleef in de winter voor het raam van mijn studeerkamer en in de zomer op het zuidelijk balkon, aan de Maasdijk. Op 16 mei 2007 hebben we hem naar vrienden in de buurt gebracht. We zijn benieuwd. Eigenlijk hoort hij niet in dit klimaat thuis en ook niet in een pot. Dat maakt zijn vooruitzichten hachelijk. Maar wie weet, als ons klimaat verder opwarmt? In elk geval heeft hij veel liefde nodig, denk ik. Ik ben nooit achter zijn naam gekomen, maar als we over een paar maanden in Lissabon zijn ga ik opnieuw naar die prachtige botanische tuinen om te kijken hoe hij heet. Terug naar boven
De kathedraalboom gevonden
23-10-2007
Toen we half oktober een aantal dagen in Lissabon lagen met onze boot, ben ik op zoek gegaan naar de kathedraalboom. In de Jardim Botanico vond ik hem, dacht ik, dichtbij het gebouw van het Museum voor de Geschiedenis van de Natuurwetenschappen. De naam was: Ficus Macrophylla. Toch twijfelde ik: het blad was anders dan van mijn eigen kathedraalboom. Het blad van de ficus was lang en glad en van mijn eigen boompje lang, geaderd en perkamentachtig. Daarom zocht ik ook in andere tuinen in de stad, zoals bij de Estufa Fria in het Parque Eduardo VII. Vergeefs.
Mijn ex-echtgenote mailde me een foto van de boom, die ik kennelijk tijdens ons bezoek in april 1996 had gemaakt. In de Jardim Botanico. Die foto staat hiernaast. Het is duidelijk dat het dezelfde boom is - dat wil zeggen: deze staat iets verderop. Rechts zie je duidelijk het gebouw van het museum. Er stonden - en er staan nog - meerdere kathedraalbomen op een rij. De eerste op de rij staat op de recente foto, de foto die ik dit jaar maakte. Curieus! Voor de vergelijking staat die recente foto hier beneden.
De kathedraalboom verloren
De boogvormige "stut" zie je op de foto bij de rode pijl, naast het hoofd van Ans. Onmiskenbaar dezelfde boom! Je ziet het vooral goed als je je PC even laat inzoomen bij de pijl.
De conclusies luiden:
1. De kathedraalboom is een Ficus Macrophylla
2. Mijn eigen opgekweekte "kathedraalboompje" is géén Ficus Macrophylla
De meest waarschijnlijke verklaring is: van de 10 "eikeltjes" die ik in april 1996 opraapte was er één niet afkomstig van de Ficus Macrophylla. Die kwam uit in het broeibakje. Wat het voor plant is, is onbekend. Dat moeten we toch een keer uitzoeken!
Kathedraalboom in 1925
03-12-2007
Onlangs zocht ik op Google afbeeldingen van de Portugese dichter Fernando Pessoa. Die waren er veel, maar wat stond ertussen? Een oude foto uit 1925 van dezelfde Kathedraalboom (Ficus Macrophylla) in de botanische tuinen van Lissabon. Het is hem echt, maar nu van de andere kant genomen. Zie die boog rechts en vergelijk maar met de foto´s hierboven. Bijgaand.
Terug naar boven
De foute kathedraalboom gevonden
13-12-2007
Deze dag gingen we met de boemeltrein van Lagos naar Faro. We namen onze vouwfietsjes mee. Langs de kust van het lagunegebied Ria de Formosa stond ik opeens oog in oog met de foute kathedraalboom. Dus niet de Ficus Macrophylla, de echte kathedraalboom, maar de boom die ik in de serre in ons huis in Deil ooit, elf jaar geleden, uit één van tien "eikeltjes" had opgekweekt. Hij stond naast een verlaten huis. Onmiskenbaar hetzelfde perkamentachtige blad. Er was niemand om te vragen hoe hij heet. Hij toont een tros nog niet lang geleden uitgebloeide bloesem, bruin verkleurd maar oorspronkelijk (zo te zien) wit. Ik kom nog wel achter de naam! Terug naar boven
Het is een Japanse Wolmispel!
02-01-2008
Vlak voor de jaarwisseling werd in het Gastenboek een bericht gepost van een mij niet-bekende site-lezeres Marie Louïse Niemeijer. Zij veronderstelde dat de "foute kathedraalboom" wel eens een Eriobotrya Japonica kon zijn. Dat vind ik knap, want enig zoeken met Google levert op dat ze gelijk heeft. De gelijkenis op foto´s is onmiskenbaar en ook de beschrijving op diverse websites klopt als een bus. Bijvoorbeeld op www.houtwal.be:
"De groenblijvende bladeren zijn langwerpig en scherp, groot, lichtgezaagd, groengrijs gerimpeld en leerachtig. De onderzijde is viltig behaard"
De Nederlandse naam is Japanse (Wol)mispel of -neffel. Het is een warmteminnende, groenblijvende kuipplant of -boom, die 5 tot 10 meter hoog kan worden. Van origine komt hij uit Japan en China, waar al 1000 jaar als fruitboom wordt gekweekt. Want hij krijgt vruchten! De zogenaamde loquats ofwel Japanse pruimen, met een smaak als abrikozen of pruimen. De bloemen zijn wit, witgeel of bruinwit en sterk geurend, ze hangen in trossen aan het uiteinde van de takken. De bloei is van half oktober tot eind november of van januari tot maart. In ons land kan de plant overleven maar hij komt er niet in bloei. Hij is zelfbestuivend maar kan ook met een penseel bestoven worden. Je vindt - zoals gezegd - op diverse websites meer informatie. Sommige zeggen dat de plant zelfs vorst kan verdragen, maar dat de bladeren slecht tegen regen kunnen. Andere sites zeggen dat hij vorstgevoelig is en binnen moet overwinteren op een lichtrijke plaats. Het laatste advies vind ik het verstandigst, afgaand op onze eigen ervaringen met de plant, die in de winter goed gedijde in onze serre in Deil.
De Japanse Mispel is veel aangeplant in het Middellandse Zeegebied. Ook in Portugal. We zien hem nu reglematig in tuinen staan. Men noemt hem hier Nespereira.
Mooie kathedraalboom in Alicante
24-04-2008
Eind april 2008 zagen we op een oud pleintje in Alicante twee mooie kathedraalbomen. Het pleintje ligt op de plaats waar in vroeger tijden een oude stadspoort was. We hebben aan de Spaanse kust inmiddels al vele keren exemplaren van de Ficus Macrophylla gezien, en het viel ons op dat men vaak de stutten afhakt, die de boom vanaf zijn hoofdtakken naar beneden laat groeien en die in de grond wortel schieten, dikker worden en als pilaren om de hoofdstam heen staan. Vandaar mijn bijnaam van "kathedraalboom" Misschien hakt men ze af omdat ze teveel ruimte innemen?
Enfin, bij de twee bomen op dat pleintje in Alicante heeft men de stutten gelukkig laten zitten. Vandaar de bijgaande foto. Je kunt goed zien dat de stutten zélf ook in de grond wortelen. Het is overigens een nog relatief jonge boom. Die in de botanische tuinen in Lissabon, zie boven, waren veel ouder en dikker. Terug naar boven
Ani Karnasih, 1925 - 2007
13-04-2007
Op 9 april 2007 overleed mijn Indische tante. Ze heette Ani Karnasih en werd in Bandung geboren op 26 februari 1925. Ze trouwde ergens na het einde van de Tweede Wereldoorlog met mijn oom Hille Zijlstra. Hij was de jongste broer van mijn vader Jelle Zijlstra (die de op één na jongste was) Ze kwamen uit een gezin met - ongeveer - 13 kinderen in Morra, in Noordoost Friesland, achter Dokkum in de buurt van Paessens en Moddergat, onder de dijk van de Waddenzee. Bijgaande foto is vermoedelijk uit hun verlovingstijd. Hille draagt een uniform (Zij ook, lijkt het, maar wellicht vergis ik me) Zou hij ingezet zijn in de koloniale onderdrukking van de Indonesische vrijheidsstrijd? De zogenaamde eufemistisch benoemde politionele acties? Het lijkt me niet onmogelijk.
Hoe dan ook, Hille gaat in de diplomatieke dienst en maakt carrière. Ze wonen lang in Jakarta en later ondermeer in Liberia, Bonn en Vancouver. Ik herinner me dat ze opeens bij ons in Holland kwamen na de crisis rond Nieuw Guinea in 1961. Alle Hollanders moesten hals over kop Indonesië uit. Het was winter en Tante Ani zag voor het eerst van haar leven sneeuw. Er moet in de grote fotodoos van mijn moeder een foto daarvan zijn, maar ik kon die niet vinden (ik zoek nog een keer beter) Mijn broertje en ik, 12 en 14 jaar oud, proberen haar "in te zepen". Ze giert van het lachen. Haar Hollands is gebrekkig en wordt ook nooit beter. Hille en zij spreken onderling namelijk altijd Maleis. Als ze "Tante Froukje" wil zeggen (zus van Hille en van mijn vader) zegt ze "Tante Proukje". Mijn broertje en ik liggen in een deuk.
We zijn een keer bij ze uit logeren geweest toen ze kort na hun terugkeer in West-Duitsland woonden, in Bad Godesberg. Niemand kon lekkerder koken dan Tante Ani. De geroosterde kippeboutjes met knoflook proef ik eeuwig als ik eraan denk (Ans benadert dit niveau allengs, gelukkig)
In Vancouver was Tante Ani, zeggen velen, het meest gelukkig. Daar woonden vele mensen uit Zuidoost Azië, waar ze zich bij thuis voelde. Mijn moeder is er na de dood van mijn vader (in 1965) lang gelogeerd geweest.
Het vervelende van deze herinneringen is dat ze zóveel verhalen oproepen, dat je voor je het weet een echte roman geschreven hebt. Dat was nu niet de bedoeling. Het leven van Tante Ani is echter wél omgeven met raadsels. De familie fluistert dat ze eerder getrouwd was, vóór Oom Hille. Mogelijk had ze zelfs een kind. Niemand weet het. Samen kregen ze geen kinderen, wat ze zeer betreurde.
Overal waar ze woonden in de wijde wereld hing er aan de wand in hun slaapkamer een schilderij aan de muur van een beeldschoon jong Indisch meisje met blote tieten. Mijn broertje Wiebe en ik gingen er vroeger altijd stiekem en giechelend naar kijken, als we op bezoek waren. De laatste keer dat ik Tante Ani sprake, anderhalve maand terug in verzorgingshuis Aldlânstate, schonk ze me - we lachten om die herinnering - onverwacht dat schilderij. Ze stond erop dat ik het mee nam. Het staat nu boven op de kast op onze slaapkamer. Als ik in bed lig kan ik het zien. De familie fluistert dat zij het zélf is, dat Oom Hille haar door een schilder heeft laten portretteren. Tja. Dat maakt dat ik het onmogelijk kan verkopen en het dus zal bewaren bij de rest van de spullen die we opslaan. Ooit, als we weer aan de wal raken, hang ik het gewoon weer op. In onze slaapkamer.
19-05-2007
Natuurlijk stelden lezers van de site de vraag of ik niet tóch een foto van het schilderij wilde plaatsen. Ook familieleden. Ik aarzelde, maar - waarom niet? Het is immers helemaal niet zeker dat het tante Ani voorstelt. Het heeft een duidelijk "zigeunerjongetje met traan" gehalte. Het signatuur van de schilder, linksonder, kan ik niet goed lezen. De eerste vijf letters luiden FIRDA..., dan lijkt er een L te staan en de rest is niet goed te onderscheiden. Het kan de rest van de naam zijn of een datum of jaartal. Aan de achterkant staat niets.
Terug naar boven
Ben ik cynisch geworden?
24-03-2007
Een aantal weken geleden, op de afscheidsreceptie van Guus van Montfort, liep ik Armand Höppener tegen het lijf. Niet zomaar een collega. In de jaren ´80, toen Armand directeur was van het voormalige Gemeenteziekenhuis, later het Merwedeziekenhuis in Dordrecht (weer later opgegaan in het Albert Schweitzer Ziekenhuis) werkten we veel samen en kwamen ook privé bij elkaar over de vloer. We begroetten elkaar hartelijk en - er stonden wat mensen om ons heen, kennelijk viel ik in een discussie - opeens zei Armand in de groep: "Tom hoort bij de mensen die cynisch geworden zijn" Ik was verbaasd. Ik, cynisch? Verongelijkt begon ik te ontkennen, maar Armand luisterde niet erg. Zijn blik zwierf ondertussen rond, op zoek naar nieuwe bekenden. Ik ken dat gedrag zo goed, het heet netwerken, ik deed het zelf immers tot voor kort ook, altijd gehaast en oppervlakkig. Waar valt een nuttig contact te maken of te verstevigen?
Later bedacht ik dat zijn opmerking bedoeld was als een snelle dooddoener: de kritiek van een cynicus hoef je immers niet serieus te nemen, bij zo iemand is het toch nooit goed. Discussie gesloten. Hij zette me bij voorbaat buiten spel en dat was eigenlijk niet aardig van hem.
Toch dacht ik er deze week weer aan. Ben ik inderdaad een cynicus geworden? Bij een cynicus hoort een zekere mate van bitterheid, die ik niet voel als ik terugkijk op mijn loopbaan, die toppen en dalen kende. En een gevoel voor de vergeefsheid van het menselijk streven, zoals ik dat wél ervaar, maar dat eerder bij een scepticus hoort. Een scepticus is een afstandelijke filosoof. Een cynicus daarentegen is een pijnlijk verwonde idealist. Het is ook het verschil tussen ironie en sarcasme. Maar wat ben ik nou? Leuke vraagstelling.
Ontegenzeggelijk begon ik mijn loopbaan als idealistische ziekenhuisdirecteur. De zorg beter organiseren en menselijker maken. Zie ook wat ik schreef halverwege een eerder stukje in deze rubriek over Sandra R. (10-12-2006) Zoals daar al staat: ik ben ervan overtuigd dat de invoering van marktwerking de gezondheidszorg ontwrichten zal. Kijk maar naar de USA. Aan de andere kant was de volledig geplande gezondheidszorg, het andere uiterste zoals we het kenden in de jaren ´70 - ´90, mislukt. Als het marktmodel en het planmodel allebei niet goed zijn, wat dan wel? Ergens ertussen in? Daar zitten we nu in, in een rampzalig systeem van (zoals de Raad van State het een paar jaar geleden raak typeerde) bureaucratisch gesimuleerde marktwerking. Die vaststelling leidt tot de gedachte dat het systeem gewoon te gecompliceerd was geworden om gestuurd te worden - zoals de samenleving misschien sowieso te ingewikkeld is om beheersbaar te zijn. Onbeheerste ontwikkeling, ziedaar hét kenmerk van leven in al zijn gedaanten en vormen, expansie en ontwikkeling alleen geremd binnen grenzen van competitie en evolutie.
De tijd van het grand design is voorbij, zegt men wijsgerig. Camouflage van een nederlaag. Het échec wordt vermomd als "beleid" Het planmodel van de gezondheidszorg is mislukt en de capitulatie wordt verkocht onder het euphisme van marktwerking, maar in wezen leggen we ons neer bij de biologisch-evolutionaire werkelijkheid. Tot de wal het schip keert, zou je (in scheepvaarttermen, o ironie) kunnen zeggen. Was het ooit anders? Maar is dit nou cynisch? Geresigneerd, zou men vroeger zeggen. Berustend. Maar berusten ligt niet in mijn aard. Sarcasme of ironie? Is die vraag van enig belang, trouwens? Terug naar boven
Madame Sabatier
"Wie wat zoekt, heeft slecht gevonden", een uitdrukking vrij naar een regel van Rutger Kopland. Het kwam in me op dat ik vanmiddag per ongeluk op de naam Madame Sabatier stuitte. De waarschijnlijke oorsprong van het pseudoniem dat Ruth Smulders gebruikte voor haar eerste dichtbundel De weg naar Egipte (1970/1971), zie Infelice (1/PS 3) en (3/PS 1)
Ik zocht vanmorgen in Les Fleurs du Mal van Charles Baudelaire naar de prachtige regels die de dichter ooit schreef over de joodse prostituee Sarah. Regels die de chansonnier Serge Reggiani gevoelvol declameert op een mooie oude vinylplaat, voorafgaand aan het chanson Sarah. De hele Fleurs doorgebladerd, niet te vinden. Hieronder staan ze in een vertaling, die ik ooit uit de krant knipte:
(wie de vertaling maakte, weet ik niet)
Wanneer u haar ontmoet, in opgetutte staat,
geslopen naar een hoek van een verdwaalde straat,
terwijl zij, hoofd en blik omlaag, een duif halfdood,
met afgesleten hakken strompelt door de goot,
spuw, mijn heren, toch geen vloeken of gejouw
in het geverfde gezicht van de onkuise vrouw
die op een winternacht, door hongersnood verplicht,
haar rokken in de openlucht heeft opgelicht.
Niet te vinden echter. (Later begreep ik dat Baudelaire ze niet opnam in de Fleurs, mogelijk verschenen ze na zijn dood) Dus ga je googelen op "Baudelaire" en "Sarah" En toen vond ik opeens Madame Sabatier!
Apollonie Sabatier (1822 - 1889, eigenlijk heette ze Aglaé Sabatier), dochter van een linnenverkoopster en een onbekende vader, zou een talentvolle dame geweest zijn. Zij woonde in het Parijs van het midden van de 19e eeuw, schilderde en zong en was beeldschoon. Ze was een gewild model voor schilders en beeldhouwers en had een schare bewonderaars om zich heen, waaronder tal van schrijvers en dichters, zoals Flaubert, Nerval, Gautier en Baudelaire. Het verhaal wil dat er een hevige verhouding bestond tussen haar en Baudelaire, maar van platonische aard. Men onderscheidt in de Fleurs een sectie (XLIII t/m L) van gedichten die hij haar als anonieme aanbidder toezond. Op 30 augustus 1857 zouden ze voor één nacht minnaars zijn geweest, maar het lijkt erop dat Charles het liever spiritueel hield.
Het lijkt erg waarschijnlijk dat het voorbeeld van Madame Sabatier Ruth, verknocht aan haar eigen dichter Jan Starink, inspireerde tot haar eerste preudoniem.
15-05-2007
Vandaag meldt iemand in het Gastenboek onder het pseudoniem Sarah dat de Nederlandse vertaling van het gelijknamige gedicht werd gemaakt door Koen Stassijns en Geert van Istendael Bij deze vermeld, onder dankzegging.
Terug naar boven
Infelice (3)
06-02-2007
Vandaag verscheen er een verrassend berichtje in het Gastenboek van Niels Bokhove. Niels ontmoette ik halverwege de jaren zestig in Utrecht, in het begin van mijn studententijd. In 1965 waren we allebei een jaar lid van de studentenvereniging Unitas, die zijn sociëteit had aan het Lucas Bolwerk. Ik studeerde geneeskunde en hij studeerde - meen ik - letterkunde. Ik herinner me zijn gezicht: mager, ernstig, met ringbaardje. Nu blijkt dat hij een gerenommeerd Kafka-expert is geworden.
Niels meldt dat de dichteres Ruth Sabatier inderdaad later de dichteres Gertrude Starink was. Kennelijk is hij "googelend" met de zoekterm Kafka of iets dergelijks op mijn website gestuit, op het item "Infelice (1)" en las hij het PS 3. Aardig, die reactie van Niels. Ruth is dus inderdaad op zeker tijdstip met haar liefde Jan Starink getrouwd. Ik herinner me nu geleidelijk aan ook dat ze destijds, rond 1970, in de Zuilenstraat - nee, in de Brigittenstraat - een kamer had. Dat was dichbij de Oude Kamp, waar ik woonde. Haar vriendin Inge de Haan, met wie ik nogal vrijblijvend vrijde, woonde daar ook. Met Inge was ik een paar keren op bezoek bij Ruth, we hebben er ook wel eens gegeten en er Jan ontmoet. Ruth vond dat ik ook schrijver moest worden. Alleen weet ik nog steeds haar eigen achternaam niet (haar meisjesnaam, dus)
Op de website van Niels vond ik de bovenstaande foto.
PS 1: Met Niels ontstond een leuke e-mailwisseling, waaruit ik de correctie meld van de studie die hij begon toen we elkaar tegenkwamen rond 1965. Geen Letterkunde maar Wis- en Natuurkunde. Tegenwoordig denk ik soms: had ik maar zoiets gestudeerd, een vak dat zó principieel - in mijn ogen van vandaag - fundamentele kennis vermeerdert, zo weinig zich mengt in de waan van de dag. Niels hield er na een paar jaar mee op en switchte nog meerdere malen. Hoe kon hij ermee stoppen? Hij had het mooiste vak dat er is! Dat denk ik nu, maar op die leeftijd is een mens op zoek naar zijn talent en is niet gelukkig zolang het niet gevonden is. Ik begon zelf met geneeskunde, stapte over naar Culturele Antropologie (onder leiding van de vader van de zanger Jaap Fischer), switchte weer terug naar geneeskunde en studeerde er een tijd Psychologie bij. Toch een mooie tijd, al dat zoeken!
Niels vond in elk geval zijn eigen weg, kijk maar op zijn mooie site. En via zijn vriend Louis Houët (destijds medewerker van het radioprogramma BABEL van de KRO) vond hij de meisjesnaam van Ruth. De persoon achter de dichteres Gertrude Starink en achter het eerder pseudoniem Ruth Sabatier heette gewoon Ruth Smulders. Een ontroerend gewone, heel Bredase naam. Een curieus aspect van het geheugen is dat je meteen, als je de naam "Smulders" leest, weet dat het klopt. Ergens in de grijze cellen was hij opgeslagen. Alleen kon ik er niet meer bij.
Niels heeft zijn site inmiddels ge-update en je vindt er een veel mooiere foto dan de bovenstaande. Kijk zelf maar.
Terug naar boven
Bij de dood van Ryszard Kapuscinski
25-01-2007
Vandaag meldt de krant het overlijden van de Poolse schrijver en journalist Ryszard Kapuscinski. "Een moderne Herodotus" Op indringende wijze beschreef hij de val van dictators zoals Haile Selassie en de Sjah van Perzië. Voor zijn werk zou hij de Nobelprijs voor de Literatuur hebben verdiend. Minder bekend werd zijn boek Another day of life ("A haunting eyewitness account of civil war in Angola", Penguin Books, 1988), dat zich deel afspeelt in Angola´s hoofdstad Luanda in september 1975. Dat was in dezelfde tijd dat ik er arriveerde om in een medisch team noodhulp te gaan geven in de provincie Cabinda. De tijd dat de Portugese bovenlaag, bepakt en bezakt met zoveel mogelijk bijeengegraaide bezittingen, hals over kop wegvluchtte - het land overlatend aan een helse, uitzichtloze burgeroorlog die het uiteindelijk 25 jaar lang zou teisteren.
Ik vloog van Lissabon naar Luanda op 26 september 1975 in een vrijwel lege Boeing 747 van TAP. Er heerste toen een broze wapenstilstand tussen de drie strijdende partijen. Tijdens de landing werd er op het vliegtuig geschoten. Het gebouw van de luchthaven was afgeladen met Portugese colons, die zo snel mogelijk weg wilden. Met mijn plunjezak stond ik in de stoffige hitte op het plein voor het gebouw, er was niemand om me af te halen en ik wist niet waar ik heen moest. Uiteindelijk belandde ik per abuis in het zwaar bewaakte militaire hoofdkwartier van één der partijen, waar ik werd opgesloten in een lege kamer die ik niet mocht verlaten. Uren later wist collega Joop de Jong, die was vooruitgereisd, me daar weg te krijgen.
In Luanda logeerden we in Hotel Tivoli, een hotel afgeladen met journalisten, diplomaten, spionnen, ex-agenten van de PIDE (de voormalige Portugese geheime politie), diamantsmokkelaars en andere onduidelijke zakenlieden. Kapuscinski logeerde in dezelfde periode drie maanden in dat hotel. Ik moet hem dus gezien hebben, bijvoorbeeld in het vervuilde eetzaaltje annex bar, waar meestal niets te krijgen was, tegenover de smoezelige balie van de hotelreceptie. Ik kende hem toen niet. Alleen al over de vlottende, nerveuze bevolking van dat hotel en hun talrijke intriges zou ik uren kunnen vertellen. Begin oktober vertrokken we echter naar Cabinda en begonnen ons werk.
Het boek van Kapuscinski las ik pas in de jaren negentig, met een schok van herkenning. Het is een fascinerend verslag door een eenzame Oosteuropese man van een Afrika dat in wezen nooit echt veranderd is. "This is a very personal book", schrijft hij, "about being alone and lost"
(Another day of life - Ryszard Kapuscinski, Penguin Books, 1988)
Terug naar boven
Beveiliging bij onweer
Onweer op zee vinden we niet leuk. Zeiljachten lopen een reëel risico op een blikseminslag. Bij een stalen schip is er een goede verbinding met de aarde en kan de ontladingsstroom gemakkelijk weg maar bij een polyester schip moet je maatregelen treffen, anders zoekt de stroom met geweld een weg naar buiten door de scheepshuid. De enorme hitte die daarbij ontstaat brandt gaten in de polyester huid en als dat onder de waterlijn is, dan heb je grote problemen.
Op zoet water is onweer gevaarlijker voor een zeiljacht dan op zee. Zoet water geleidt minder goed, de ontladingsstroom kan minder snel weg dan op zout water. Pas dus op in riviermondingen!
Op Internet vind je zoals gewoonlijk veel informatie. Verder bezit ik een Duits boek Blitzschutz an Bord van Erich Weber (DSV-Verlag, 1994), maar de auteur schrijft voor specialisten, geloof ik, want het is dermate technisch dat ik er niks aan heb.
Hieronder een samenvatting van alles dat ik vanmiddag vond m.b.t. preventieve maatregelen voor polyester boten.
Een beschermde boot is een boot met een continu electrisch verbindingspad van het water tot de masttop. De stroom loopt overigens andersom dan je verwacht. Als de negatieve ontlading uit de onweerswolk ongeveer 20 tot 100 meter van het (water)oppervlak verwijderd is, komt hem vanaf de aarde (het water) een positieve stroom/lading tegemoet en het explosieve contact is dus ergens tussenin. Die positieve stroom schiet dus dwars door je boot. Als je een goed verbindingspad hebt gemaakt van het water naar het hoogste punt, de masttop, dan gaat het in principe goed. Boten zonder zo´n verbindingspad lijden veel meer schade, de positieve stroom kan niet omhoog, blijft ergens bij de mastvoet steken en kan zijdelingse uitschieters maken (side flashes) die b.v. bemanningsleden kunnen treffen.
Bij een blikseminslag ontstaat een sterk electromagnetisch veld met een straal van honderden meters. Ook zonder inslag op je schip kan dat leiden tot vernieling van je electrische apparatuur. Noteer dus altijd je positie bij het begin van een onweer! Als je de antennes kunt afkoppelen, moet je dat meteen doen. Niet later, tijdens het onweer, dat is gevaarlijk! Een tip die ik vond: de oven aan boord is een goede Kooi van Faraday, waar je je handheld GPS, marifoon en EPIRB in kunt leggen ter bescherming.
Dan de aarding en het maken van een verbindingspad. Een aardplaat zoals je die op een polyester schip hebt voor je SSB-radio, is niet geschikt. Die heeft een hoge interne weerstand en kan oververhit raken en zelfs exploderen. Je moet dus een goede route maken. Een loden kiel en een verbonding aan de kielbouten en moeren is adequaat. Een laag verf of fiberglas op de kiel hindert niet echt, er komen vanzelfsprekend wel gaten in die laag maar de doorslag van de stroom wordt niet belemmerd. Een aluminium mast, zoals we die meestal hebben, is een betere geleider dan de stalen draden van de verstaging. Verbindt dus niet alleen de verstaging met je kiel, maar ook je mast! Dat is nieuw voor me! Gisteren besloten we op de werf alleen de hoofdwanten met de kiel te verbinden. Maar de mast moet dus ook!
Je hebt koperdraad nodig met een doorsnede van tenminste 8 mm2. Maak zo weinig mogelijk bochten bij het leggen van de verbinding, want de stroom kan "uit de bocht schieten", en zet hem goed vast (maximaal om de 20 cm)De verbindingen met mast, wantputtings en kielbouten moeten mechanisch zeer sterk zijn, dus goed aandraaien en eventueel brazeren of solderen. Of gebruik bimettallische connecties van koper/roestvrij staal, om galvanische corrosie tegen te gaan. Ook verdient het aanbeveling om de verbindingen af te werken met een isolerende coating om (contact)corrosie tegen te gaan. Af en toe controleren!
Tot slot: de bemanning moet bij hevig onweer uit de buurt van de verbindingspaden blijven, vanwege gevaar van zij-uitschieters. En....benen uiteraard bij elkaar!
Terug naar boven
Abrupte klimaatverandering (1)
04-01-2007
Gisteren schreef ik (in het Logboek) dat ik er niet gerust op was, op de opwarming van de aarde die duidelijk in gang is en de mogelijke gevolgen daarvan voor het toekomstige klimaat op aarde. In de achterliggende jaren heb ik er voortdurend over gelezen, boeken van doemdenkers en boeken van sceptici. Gelukkig waren er ook boeken van nuchtere wetenschappers die proberen zich zoveel mogelijk bij de feiten te houden. Weliswaar zijn er een heleboel aanwijzingen dat de huidige opwarming wordt veroorzaakt door de toename van broeikasgassen in de atmosfeer, die weer het gevolg is van het op grote schaal verbranden van fossiele brandstoffen door de mensheid sedert het begin van de industriële revolutie. Maar bewezen is dat niet. Daarvoor zijn al die processen en terugkoppelingen veel te ingewikkeld. Dat neemt mijn ongerustheid niet weg! Ook als de huidige opwarming veroorzaakt wordt door "natuurlijke processen", dan is het niet minder ongewis of bedreigend. Overigens, als de uitbreidende mensheid wél de oorzaak is, is dat dan geen "natuurlijk proces"?
Vandaag las ik "Climate Crash" van John D. Cox (2005) dat ondanks de alarmerende titel geen acopalyptisch doemscenario geeft. Cox geeft een hoop feiten, ondermeer van de analyses van boorkernen uit de ijskappen van Groenland en Antartica, en waarschuwt ons dat het klimaat op aarde nooit erg stabiel is geweest. Dus moeten we rekening houden met snelle, ingrijpende klimaatveranderingen in de nabije en verdere toekomst.
Die boorkernen beslaan ruwweg de laatste 120.000 jaar (er zijn boorkernen die nog verder terug gaan, b.v. de Russische Vostok-boorkern) De kernen leveren gegevens over de temperaturen en de concentraties van broeikasgassen in die periode. Terugkijkend in de tijd zie je dat wij in een toch al erg warme periode leven, die 10.000 jaar geleden plotseling begon. Daarvoor was er gedurende 100.000 jaar een IJstijd. Vóór die IJstijd was er ook een korte periode van ongeveer 10.000 jaar en daarvoor weer een IJstijd. De nog diepere boringen laten nog meer ijstijden zien, afgewisseld door korte warme perioden, de Interglacialen. Er zit een duidelijk ritme in, waaruit je kan afleiden dat wij misschien inderdaad tegen het einde van het huidige Interglaciaal leven. Maar, zul je zeggen, dan zou het nu eerder kouder moeten worden. Terwijl we zien dat het de laatste jaren steeds warmer wordt! Inderdaad, en op dat punt komt John D. Cox om de hoek kijken.
Als je alle meetgegevens uit de boorkernen middelt, dan krijg je over al die honderden millennia een mooie trendlijn, maar wat je niet ziet dat zijn de voortdurende grote uitslagen naar boven en beneden. Kijk maar naar de grafiek die hierboven staat (het heden is links, naar rechts beweeg je naar het verleden) Ook in de ogenschijnlijk stabiele perioden, bijvoorbeeld tijdens een IJstijd, springt het klimaat steeds heen en weer. Van warme decennia naar koude decennia. Het lijkt wel of er nog andere, korter durende ritmes bovenop de langere ritmes van IJstijden zitten. Dat is ook zo, denkt men.
Het meeste indruk maakte het verhaal van het Jongere Dryas op me. Dat is de periode van 12.800 - 8.000 jaar geleden met een heel erg snelle klimaatverandering, waarna ons huidig Interglaciaal pas goed begint. In de grafiek moet je linksonder kijken (waar Younger Dryas staat) naar de zeer hoge piek die uit de IJstijd schiet en vervolgens (verder links) de erg diepe dip vóór onze warmere periode. Sommigen noemen dat de laatste stuiptrekking van de ijstijd. Je ziet dat het klimaat zonder waarschuwing opeens van koud naar warm schiet, alsof er een knop werd omgezet. Precisieanalyses van de boorkernen en andere gegevens uit die korte periode, bijvoorbeeld van sedimentboringen in oceanen en meren, tonen "een flikkerend patroon tussen koude en mildere omstandigheden dat 10 tot 20 jaar duurde en daarna stopte in minder dan 5 jaar" (blz. 119)
Ongelooflijk! Een enorme klimaatomslag in slechts 25 jaar! Je vraagt je af hoe de mensengemeenschappen dat destijds doorstaan hebben. Maar ook over alle andere periodes, tijdens ijstijden en interglacialen, zijn er onophoudelijk grotere en kleinere kilmaatfluctuaties geweest. Neem bijvoorbeeld de zogenaamde Warme Middeleeuwse Periode (tot ± 1450 AD, waarin b.v. Groenland door de Vikingen gekoloniseerd was), daarna de Kleine Ijstijd (tot ± 1850, in het begin ervan moesten ze door de toenemende kou Groenland weer opgeven) en dan de huidige periode van opwarming. Misschien komt daar over een paar jaar ook weer een eind aan. Of begint de komende IJstijd met weer 25 jaar van extreme klimaatfluctuaties. Hoe de toename van broeikasgassen die we zelf veroorzaken, daarop inwerkt? Niemand kan het met zekerheid zeggen. Sommigen zeggen dat we in de toekomst misschien wel blij zijn met de door onszelf veroorzaakte opwarming. In elk geval volg ik met belangstelling de scores in onze online peiling "To sail into a dying world?" (klik voor de peiling op Enquete 2)
(Climate Crash, John D. Cox, 2005, Joseph Henry Press, Washington) Terug naar boven
Het warmste jaar sedert 1706
03-01-2007
Het jaar 2006 was het warmste jaar dat ooit in Nederland is gemeten, meldt het KNMI, met een gemiddelde jaartemperatuur van 11,2°C. De meetreeks (zie hiernaast) loopt sedert 1706. In de grafiek zie je dat vanaf ongeveer 1985 sprake is van een hoger gemiddeld temperatuurniveau. Het KNMI spreekt daarom al van een klimaatsprong. De top-10 van de warmste jaren na 1901 bestaat uit alleen maar jaren na 1988. Nu is ook 2006 erbij gekomen. Er is dus duidelijk sprake van opwarming. Toch lijkt het vroeg om nu al te spreken van een klimaatsprong. Niemand kan met zekerheid zeggen of de stijging zo doorgaat of dat de jaartemperaturen weer gaan zakken. Je moet niet denken dat stabiliteit regel is in klimaten. Integendeel! Ik ben er niet gerust op.
Sommigen zien voordelen. De burgemeester van Maastricht, Gerd Leers, zegt dat de bedrijven maar naar zijn stad moeten komen. Die ligt hoger dan de Randstad en Al Gore heeft immers gezegd dat over 40 jaar de westelijke helft van Nederland onder water zal staan. Netwerk had vanavond ook een item over klimaatverandering. De voornaamste zorg leek of er deze eeuw nog wel een Elfstedentocht komt.
Terug naar boven
Het drama van de Welsh Dragon
Gisteren heb ik me nog eens verdiept in het drama van de Welsh Dragon, een polyester zeiljacht van 11 meter lengte dat ergens na 3 november 2003 op de Atlantische Oceaan verongelukte. De lichamen van beide opvarenden, Jan-Jaap Toxopeus en Hein Bart, zijn nooit teruggevonden. Vijf maanden later, in april 2004, werd het wrak gevonden op ongeveer 80 mijl zuidwestelijk van Ierland. Het dreef ondersteboven en de kiel bleek zijwaarts afgescheurd te zijn. Destijds volgde ik - als vele zeilers - de eerst spannende en later hartverscheurende verslagen op de website, die het thuisfront nog heel lang bijhield. Uiteindelijk zag je de verschrikkelijke foto´s van het wrak. Zó naargeestig dat ik hierbij liever een foto plaats van het schip, nog helemaal intact, vlak voor het vertrek uit Savannah in de VS voor een tocht van bijna 4000 mijl naar Hellevoetsluis.
Nog steeds is niet bekend wat er gebeurd is. In het laatste bericht op 3 november 2003 met satelliettelefoon meldde de bemanning dat de nieuwe accu´s leeg raakten en dat ze de komende tijd geen berichten meer konden sturen. Daarna werd er niets meer vernomen tot het wrak gevonden werd.
Electriciteit en electronica, het is altijd en eeuwig het zwakke punt op zeiljachten! Ze konden de motor niet eens meer starten om de accu´s te laden. Op zich is dat nog geen ramp, het schip kan doorzeilen en ze hadden een handheld GPS en een extra handheld marifoon (beide met batterijen) aan boord en voor noodgevallen een EPIRB (een noodbaken dat werkt via geostationaire satellieten) Alleen was er ook geen stroom voor de satelliettelefoon en dus geen contact meer mogelijk met het thuisfront, dat de routering verzorgde. Bijvoorbeeld het ontwijken van stormdepressies. Niemand weet hoe lang ze nog doorgezeild hebben voordat het noodlot hen uiteindelijk trof. In de verslagen en discussies die sedertdien gevoerd zijn doen zich de volgende mogelijkheden voor (in willekeurige volgorde):
1. Een aanvaring met bijvoorbeeld een zeecontainer, van het dek van een containerschip gevallen. Komt helaas voor. Omdat er lucht in opgesloten kan zijn blijven de krengen soms nog een tijd drijven, vlak onder het wateroppervlak zodat je ze niet ziet. Ze slaan zomaar een gat in een polyester schip.
2. Ze kunnen zijn overvaren door een groot zeeschip. Ook dat komt voor al is de trefkans klein op het gigantisch oppervlak van een oceaan. Denk niet dat ze iets merken! Of je zien! Ondanks een radarreflector e.d. zie je een jacht op zee nauwelijkelijks, noch met het blote oog nog met de scheepsradar. Als de wacht op het zeeschip überhaupt zit op te letten.... Niet zelden slapen ze, kijken naar een videofilm of zijn dronken. Een zeiler zal daarom veiligheidshalve het zeeschip op de marifoon oproepen om ze te waarschuwen en zijn positie door te geven.
3. Een aanvaring met een walvis. Zeer zeldzaam maar niet ondenkbaar.
4. En storm die ze te pakken kreeg. Of een monstergolf. Denk aan de film The perfect storm. Wetenschappers erkennen tegenwoordig dat die bestaan.
5. De mannen zijn overboord gevallen. Ondanks alle voorzorgen vallen zeilers overboord. Het schip drijft stuurloos voort, dagen, weken, maanden en wordt na verloop van tijd overvaren (wat de schade verklaard)
6. Een constructiefout of -zwakte. Natuurlijk denk ik daaraan vanwege ons eigen kielprobleem. Stel je voor: in zwaar weer scheurt vanwege de druk op de kiel bij onvoldoende stijfheid en materiaalmoeheid de kiel uit het schip, het schip kentert meteen en zinkt snel. Of de bemanning slaat van boord. Er is geen tijd om het reddingsvlot uit te werpen en het is afgelopen voor je het weet.
Eén van deze mogelijkheden is het geval geweest, mogelijk in een combinatie. Meer kan ik althans niet bedenken. Het is niet te verwachten dat we het na zoveel tijd ooit zullen weten. Bij de berging is het schip helaas zó uit elkaar gerukt dat er geen conclusies getrokken konden worden. Ik heb tenminste nooit meer iets daarover gehoord. Er blijven dus vragen. In Savannah constateerden de beide zeilers dat er osmose was opgetreden in de scheepshuid ("een hoop blaasjes") Ze vonden het niet verontrustend. Dat kan. Maar als het leidt tot delaminatie van het polyester (er dringt water tussen de lagen) dan wordt de scheepshuid zwakker en kan een kiel onder grote druk afscheuren.
Andere vragen. Hebben ze onderweg geen "stroom gedraaid"? Was er geen aparte startaccu? Of was die ook leeg? En waar was de EPIRB (het noodbaken)? Ging alles zo snel dat ze geen tijd hadden om hem te activeren? Waren ze aangelijnd? Is de zware schade aan het schip meteen ontstaan of later, toen de boot al verlaten ronddreef? Je zou willen dat er een onderzoeksraad à la Pieter van Vollenhoven bestond, een zeilersongevallenraad die met gezag een onafhankelijk onderzoek kan instellen. Iedereen blijft nu met vragen zitten, vooral de nabestaanden.
Onwillekeurig moest ik denken aan de schipbreuk van de Nederlandse kunstenaar Bas Jan Ader, bijna dertig jaar eerder (zie deze rubriek, 20-10-2006 en 22-10-2006) Ook hij was een ervaren zeezeiler. Hij vertrok op 9 juli 1975 van Cape Cod, USA, met zijn Ocean Wave, een erg klein maar goed aangepast en zeewaardig jachtje, voor een overtocht naar Europa. Op 18 april 1976 vonden Spaanse vissers het wrak op zo´n 150 mijl westzuidwest van Ierland. Het lag grotendeels onder water. Wat de verdere conditie was weet ik niet, behalve dat de mast is verdwenen. De windvaanstuurinrichting en een dekluik zijn weg. Een los eind lifeline bungelt aan het schip. Van Ader is geen enkel spoor gevonden. Ook hier zullen we nooit weten wat er gebeurd is. Het meest waarschijnlijk lijkt dat hij in een storm overboord sloeg en dat zijn lifeline brak. Deze summiere gegevens ontleen ik aan de catalogus die eerder dit jaar verscheen bij de expositie van zijn werk in Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. Daarin wordt ook een biografie aangekondigd die nog dit jaar zou verschijnen, maar ik heb er nog niets over gehoord.
Veel zeilers piekeren over dit soort ellende. Wat zou je zelf gedaan hebben? Hebben kunnen doen? Wat kun je ervan leren? Dat is goed. En - let wel - je zou haast vergeten dat er zoveel méér oceaanoversteken zijn die gewoon goed aflopen. Misschien zou ik het eens uit moeten zoeken, maar het zou me niet verbazen als blijkt dat het niet of nauwelijks onveiliger is dan de oceaan oversteken in een vliegtuig. En dat het vele malen gevaarlijker is om in je auto te stappen en de weg op te gaan!
(Bas Jan Ader - Please don´t leave me. Catalogus, Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam, 2006, eindredactie Rein Wolfs, distributie Idea Books, Amsterdam)
Naschrift 12-12-2007 (Lagos, Portugal)
Vandaag ontving ik een per e-mail een reactie van Evert Toxopeus, de vader van Jan Jaap, die bij toeval het bovenstaande verhaal onder ogen kreeg. Ik vat het hieronder samen. Hij schrijft dat de accu´s weliswaar uitvielen maar dat dat voor de statelliettelefoon geen probleem kon zijn. Die had zijn eigen batterijen en kon dus gebruikt worden. Om 20 uur op 3 november 2003 had Jan Jaap nog met zijn vriendin gebeld. Evert Toxopeus meldt dat bij onderzoek bleek dat de kiel van de romp was gerukt van achteren naar voren. Je kon dat zien aan de 11 kielbouten, ieder van 25 mm diameter, die allemaal in dezelfde richting waren kromgeslagen en afgebroken. Dat is merkwaardig, temeer waar hij ook meldt dat het roer onbeschadigd was. Wat een enorme kracht moet erop zijn uitgeoefend! "Zo´n klap is voor de opvarenden niet te overleven", schrijft hij, "het schip draait onmiddelijk ondersteboven en je zit 1,5 meter onder water, daardoor werkt de EPIRB niet" Dat klopt, een EPIRB die niet vrij komt en naar het wateroppervlak stijgt, kan geen noodsignaal zenden. "We hebben geprobeerd de EPIRB en de sateliettelefoon te kraken, maar dat lukte niet" Kennelijk waren die dus ook geborgen.
Volgens deskundigen, aldus Evert Toxopeus, moet het jacht zijn ondervaren. Dus niet overvaren, maar met brute kracht van onderen ter plaatse van de kiel zijn geraakt. De nabestaanden hebben bij hun onderzoek veel tegenwerking ondervonden van overheidsinstanties van een paar landen. "We geloven steeds meer dat het een onderzeeër is geweest", concludeert hij. Dat moet naast alle verdriet haast niet te verstouwen zijn, vrees ik, die blijvende onzekerheid over wat er met de ongelukkige zeilers is gebeurd, dat ze misschien de onschuldige slachtoffers werden van een nautische fout die in de doofpot gestopt blijft. Terug naar boven
Infelice (2)
30-12-2006
Eergisteren schreef Frits Abrahams een tweede column in NRC/Handelsblad over de ongelukkige omgang van Franz Kafka en Felice Bauer en gisteren een derde. Net als de latere biografen van Kafka twijfelt Abrahams aan de late claim, in 1940, van Grete Bloch dat zij ooit - in 1914 - een kind baarde van Kafka. Het jongetje zou in 1921 gestorven zijn. Grete Bloch was destijds een vriendin van Felice, die haar had ingeschakeld om te bemiddelen in hun getroubleerde relatie. Bloch en Kafka werden al snel verliefd op elkaar. De brieven van Kafka aan Bloch staan ook in de Briefe an Felice. Grete Bloch heeft ze ooit zélf aan Felice gegeven, in 1935 toen laatstgenoemde en haar man op het punt stonden naar de VS te emigreren. Abrahams toont dezelfde gène die ik voel als je dat alles leest.
Franz Kafka was een groot kunstenaar maar zo´n merkwaardig mens! Niemand heeft dat beter uitgedrukt dan hijzelf. Of het zou zijn latere liefde Milena Jesenská moeten zijn. Haar portret staat hierboven. Misschien was zij wel de enige echte liefde in zijn leven, denken velen. Die verhouding en die briefwisseling waren minstens zo verscheurend als die met Felice Bauer. Misschien wordt dat beeld mede veroorzaakt door het feit dat we - anders dan bij Felice - ook brieven van haar kennen. Niet de brieven die ze aan Kafka schreef, het moeten er talloze geweest zijn maar ze zijn helaas vernietigd (door wie eigenlijk?) Maar we kennen wel de acht brieven die ze schreef aan Kafka´s vriend en latere biograaf Max Brod. Daarin toont ze haar kant van deze, opnieuw tragische liefde - en ze laat zien hoezeer ze Kafka begreep, door de manier waarop ze zijn helse angsten beschrijft. Milena was geen Felice en ook geen Julie Wohryzek, een andere kortstondige verloofde van Franz. Ze was zelf getrouwd, met een flierefluitende bankier van joodse komaf die ze trouwde uit liefde tegen de wil van haar antisemitische vader. Milena was een vrouw van de wereld. Ze was begiftigd met een grote levenslust en een ongekende sensitiviteit voor anderen. Bijvoorbeeld voor de graatmagere, ziekelijke en geniale stuntel Franz Kafka. Haar ontroerende brieven aan Brod laten dat zien:
"Wat zijn angst is, weet ik tot in elk van mijn zenuwen (...) Ik heb zijn angst eerder leren kennen dan dat ik hemzelf heb leren kennen"
"Hij weet van de wereld honderduizend maal meer dan alle mensen ter wereld. Deze angst van hem was juist"
"Hij beschouwt zichzelf altijd als de schuldige en de zwakste. Terwijl er toch niemand op de wereld te vinden is met een zo geweldige psychische kracht als hij: zijn absoluut onontkoombare noodzaak tot volmaaktheid, zuiverheid en waarheid. Zo is het. Tot mijn laatste druppel bloed weet ik dat het zo is"
Ik zou wel willen doorgaan met citeren. Maar je kunt het beter allemaal zelf gaan lezen. Alleen aan het eind van de emotievolle brief aan Brod, waaruit de bovenstaande citaten afkomstig zijn en die dateert uit het begin van de jaren twintig van de vorig eeuw, beschrijft Milena een bloedstollend visioen dat ze vijftien jaar later werkelijkheid ziet worden:
"Laatst ben ik ergens aan het eind van Wenen plotseling op zulke rails gestuit, u weet wel, stelt u zich voor: kilometerlange straatjes in de vorm van een een kubus, als een groeve - en daar onderin rails, rode lichten, locomotieven, viaducten, wagons, het was als een zwart angstaanjagend organisme, ik ben naast die rails gaan zitten en het leek alsof er iets ademde. Ik dacht, ik zal gek worden van louter verdriet, van verlangen en van een verschrikkelijke liefde voor het leven"
Na de ongelukkige geschiedenis met Franz Kafka breekt Milena ook met haar frivole echtgenoot, gaat naar Dresden, vindt ettelijke minnaars en keert in 1925 terug naar Praag, wordt een bekende journaliste en communiste, breekt er weer mee vanwege het opkomende Stalinisme in de Sovjet Unie, hertrouwd met een gevierde architect en scheidt weer, gaat in het verzet tegen de bezetting van Tsjechoslowakije door de Nazi´s en sterft op 17 mei 1944 in het concentratiekamp Ravensbrück, 48 jaar oud. Haar levensloop is opgetekend in een boekje door een kampvriendin, Margarete Buber-Neumann, getiteld Milena, Kafka´s Freundin, München, 1977.
Opvallend: die tijd kende meer van die warmbloedige, talentvolle vrouwen als Milena. Denk aan Lou Andreas-Salomé (Rilke, Nietzsche) en Alma Mahler-Werfel (Mahler, Werfel) Laatstgenoemde was ook een kennis van Kafka. Van die - hoe zeg je dat - mannenschragende vrouwen die zelf ook vol talent zitten. Denk ook aan Clara Schumann (Robert Schumann, Johannes Brahms) in een eerdere tijd. Wat zou er van hen geworden zijn als ze hun talenten niet in de schaduw hadden gesteld van de mannen die ze schraagden? Zijn er trouwens voorbeelden van het omgekeerde? Persoonlijk laat ik mij ook graag schragen.
Terug naar boven
Leven is niet uniek
Gisteren is de satelliet Corot gelanceerd. "De eerste in een reeks planetenjagers", meldt NRC/Handelsblad. Corot gaat 120.000 sterren monitoren op tijdelijke dipjes in hun lichtsterkte. Op dat moment denkt men dat er een planeet voorlangs schuift. Een planeet van die ster, wel te verstaan. Een exoplaneet. Daarvan zijn er de laatste jaren al honderden ontdekt, maar dat zijn eigenlijk allemaal grote gasreuzen zoals onze eigen Jupiter. Kleinere rotsachtige planeten zoals onze Aarde waren tot dusver niet waar te nemen. Corot heeft echter heel hoge lichtgevoeligheid en is daardoor wél in staat aardachtige exoplaneten te detecteren. Die moeten overigens toch nog minimaal vier maal groter dan de Aarde zijn om een lichteffect te geven dat Corot kan meten.
Er komen meer planetenjagers. In 2008 zal NASA de Kepler lanceren, die nog gevoeliger is. Na 2010 volgen Darwin en de Terrestrial Planet Finder, die - anders dan hun voorgangers - direct het door exoplaneten weerkaatste licht kunnen zien.
Niemand in de wetenschappelijke wereld twijfelt eraan (bij mijn weten) dat men in de komende jaren vele tien- tot honderdtallen aardachtige planeten zal vinden. Mogelijk zelfs duizenden. Dat brengt me terug bij het artikel van Harold Morowitz en Eric Smith over het onvermijdelijk ontstaan van leven als de omstandigheden ervoor ergens bestaan (zie Beschouwingen 18-11-2006)
Er vindt dan een collapse to life plaats, zoals ze het noemen en dat is an ongoing process. De onderbouwing van die opvatting is voor mij - ik zeg het nogmaals - veel te "technisch" om te doorgronden (ik blijf het proberen) Maar....het betekent wél dat er een hele grote kans is dat men op een deel van die kleinere, aardachtige exoplaneten die de komende jaren gevonden gaan worden, inderdaad leven in enigerlei vorm aanwezig is! Het is niet meer zo´n grote stap om technieken te ontwikkelen waarmee toekomstige satellieten dat kunnen vaststellen. Wat velen nu al denken zullen we dan zeker weten: leven is niet uniek in het heelal. De implicaties ervan zijn nog niet te overzien.
Op één of andere manier bevredigt deze verdere reductie van de betekenis van de aarde en van de mens, die erop leeft, me diep.
17-03-2007
NRC-Handelsblad meldt vandaag dat Corot op 18-01 jl. de eerste opnames van sterrenlicht naar de aarde seinde. De planetenjager functioneert dus goed.
24-05-2008
De zoektocht van Corot is nu ruim 500 dagen aan de gang en heeft vier treffers opgeleverd, meldt Astronieuws. Dat resultaat wordt "mager" genoemd. Men had verwacht dat Corot in twee jaar tijd vele tientallen exoplaneten zou vinden. In elk geval zit er een kleinere planeet bij, met het formaat van 1,7 maal onze aarde. Die waarneming moet nog bevestigd worden. De andere zijn twee zogenaamde "Hot Jupiters", grote gasplaneten die veel dichter bij hun zonnen staan dan onze eigen Jupiter en een merkwaardig geval: een interessant object dat het midden houdt tussen een uitgebluste ster en een grote planeet.
19-12-2008
Deze week werd bekend dat de planetenjager Kepler van NASA op 5 maart 2009 gelanceerd zal worden. Kepler is gevoeliger dan de Corot-satelliet.
07-03-2009
Kepler is vanmorgen om 4.50 Nederlandse tijd met succes gelanceerd, "NASA´s first mission capable of finding Earth-size planets" Kijk hier voor details. over ongeveer twee maanden begint de zoektocht.
Corot ontdekt een superzware exo-planeet
De planetenzoekende satelliet Corot heeft dezer dagen een bijzondere vondst gedaan. Ergens in de ruimte - waar en op welke afstand vertelt het persbericht niet - vond Corot een exo-planeet van het formaat van onze reuzenplaneet Jupiter, maar die meer dan twintig keer zwaarder is. Hij draait om een ster die groter en zwaarder is dan onze zon. Ter vergelijking staan op het plaatje hiernaast de verhoudingen van de zon, de nieuwe exo-planeet en Jupiter. Het soortelijk gewicht van het object is meer dan tweemaal zo groot als dat van lood. De geleerden spreken al van een nieuwe categorie, tussen planeten en bruine dwergsterren in. Hoe hij in een zo nabije baan om zijn ster terecht kwam, is nog een raadsel. Zie verder hier
Infelice (1)
28-12-2006
Vannacht was er aanleiding om weer eens diep in mijn boekenkasten te spitten. Heerlijk! Zal ik dat missen als we eenmaal varen? Vast wel. Enfin, je kunt niet alles hebben. Of meenemen. Het Internet geeft trouwens vandaag de dag ook veel.
Doorgaans lees ik met veel plezier de column van Frits Abrahams op de achterpagina van NRC/Handelsblad. Meestal bewaar ik die tot het laatst. Vroeger heb ik de gewoonte geleerd om het lekkerste tot het laatst te bewaren. Of dat op de schaal van een heel mensenleven verstandig is, moet je betwijfelen. Maar dat terzijde. In elk geval was het al tegen middernacht toen ik dagelijkse column las. Ans sliep al een paar uur naast me in bed en ik deed mijn uiterste best haar niet met mijn krantengeritsel wakker te maken. De column ging over de Praagse schrijver Franz Kafka en Felice Bauer, de vrouw waarmee hij vijf jaar lang een uiterst ongelukkige omgang had en met wie hij zelfs verloofd is geweest. Al die treurnis is neergeslagen in het fascinerende brievenboek Briefe an Felice. Abrahams citeert de Weense filosoof en literator Elias Canetti, die in zijn bundel Het geweten in woorden geschreven zou hebben: "Ik heb deze brieven gelezen met een ontroering als ik in geen jaren bij geen enkel literair werk heb ondergaan"
Meteen was ik klaarwakker en tuimelden de herinneringen door mijn hoofd. In de jaren ´70 en ´71 was ik hevig verslingerd aan Kafka, las al zijn werk, zijn dagboeken en de briefwisselingen met zijn vader en vooral met de vrouwen, met wie hij moeizaam een relatie probeerde te leggen. En tegelijk te verhinderen dat dat gebeurde. Van de ongelukkige bundel Briefe an Felice kende ik zelfs fragmenten uit mijn hoofd en zelfs nu nog schoot me onmiddelijk dat targische fragment in de zin, dat in mijn uitgave van de Briefe voorin staat afgedrukt bij wijze van motto:
"...ich kann nicht glauben, dass in irgendeinem Märchen um irgendeine Frau mehr und verzweifelter gekämpft worden ist als um Dich in mir, seit dem Anfang und immer von neuem und vielleicht für immer"
Franz Kafka an Felice Bauer
Hun verhouding was allesbehalve een sprookje. Frits Abrahams noemt overigens niet een andere, prachtige publicatie van Elias Canetti (maar hij zal die vast wel kennen), die geheel gewijd is aan de beide ongelukkige geliefden: Der andere Prozess. Kafka´s Briefe an Felice uit 1969. De voorkant is hierboven afgebeeld. Daarin analyseert Canetti de betekenis van diese Geschichte eines fünfjähriges Sich-Entziehens het werk dat Kafka in dezelfde periode schreef en dan met name voor de grote, beklemmende roman Der Prozess.
In dezelfde tijd schreef hij ook de magistrale novelle Die Verwandlung. De hoofdpersoon, Gregor Samsa, ontdekt op een ochtend als hij wakker wordt dat hij veranderd is in een wanstaltig insect. En in september 1912, als hij nét Felice heeft leren kennen, het eveneens beklemmende verhaal Das Urteil, waarin de hoofdpersoon zichzelf (het is niet erg vrolijk) radeloos van een kade in de rivier stort. Precies op dat moment gaat er een luidruchtige verkeersstroom over de brug boven hem. "Eine Geschichte für Fraulein Felice B." laat Kafka boven het verhaal afdrukken.
Ach, die herinneringen. Ik woonde in die jaren in het Utrechtse studentenhuis Oude Kamp 17, in het gebied tussen de Nieuwegracht en het Lepelenburg. Meteen sprong de naam in mijn geheugen op van een toenmalige kennis, een studente (Letterkunde? Kunstgeschiedenis?) die in die tijd in eigen beheer een dichtbundel uitbracht onder het pseudoniem Ruth Sabatier. Feilloos wist ik werkje tevoorschijn te halen in mijn bibliotheek, hoewel ik het zeker 30 jaar lang niet had aangeroerd (behalve bij verhuizingen) Mijn uitgave is nummer 58 en met een dun pennetje staat binnenin geschreven "voor Tom" Het heet "De weg naar Egipte", het is uit 1970/71 en opgedragen aan "Ioanni, sine qua non" Direct daarop schoot me nog een naam te binnen: Ioanni was Jan Starink, een belangrijke literaire radiojournalist met wie Ruth in die tijd omging. Zo kwam het dat Ruth (ik weet haar echte achternaam niet meer) begin ´70 een prachtige radiouitzending mocht maken over Kafka en Felice Bauer. De titel ervan was goed getroffen: Infelice. De huisgenoten van de Oudekamp 17 luisterden er ademloos naar, we zaten meen ik op de kamer van Dorus van Rhee. Vooral herinner ik me het einde. De hoofdpersoon van de novelle Das Urteil stort zich in de rivier en de een stem leest de laatse zin voor:
"Juist op dit moment ging er een onafgebroken verkeersstroom over de brug"
Je hoorde in de uitzending tegelijkertijd luide verkeersgeluiden, bellende trams en motorgeraas. Deze raadselachtige slotzin heeft altijd veel interpretaties uitgelokt. Iemand (wie?) heeft Kafka ooit gevraagd waar hij aan dacht toen hij die laatste regel schreef. "Aan een gigantische zaaduitstorting" zou hij geantwoord hebben. Einde uitzending. Ik zou dat antwoord nu in alle beschikbare biografieën willen zoeken, het moet ergens staan, maar het is al vier uur geweest. Maar ik voel met zekerheid dat mijn herinnering op dit punt juist is.
PS 1: De volgende dag was de "zaaduitstorting" van Kafka gauw gevonden. Het staat in de biografie die zijn vriend Max Brod schreef (Nederlandse vertaling, 1967, De Arbeiderspers) Alleen werd Kafka er niet naar gevraagd, hij begon er zelf over:
(Brod, blz. 129) ´Hij zei mij namelijk op een keer, naar ik mij herinner tamelijk onvoorbereid: "Weet jij wat die slotzin betekent? - Ik heb daarbij aan een ferme zaaduitstorting gedacht" ´
Mijn herinnering heeft "ferm" vergroot tot "gigantisch".
Overigens, het radioprogramma was er één uit de reeks van het veelgeprezen programma BABEL van de KRO in de zeventiger jaren.
PS 2: In de bundel Het geweten in woorden van Canetti blijkt ook de studie Der andere Prozess te zijn opgenomen. Ik heb het als apart boekje. Frits Abrahams kende het dus inderdaad.
PS 3: Ruth Sabatier, pseudoniem van Ruth wier echte achternaam ik niet meer weet. Studente Nederlandse letteren? Of Kunstgeschiedenis? Ze was bevriend met een erg leuk meisje, een huisgenote op Oudekamp 17 met wie ik in die tijd wat te vrijblijvend vrijde. Ruth was heel bijzonder, droeg een zware bril, lachte veel en was op tegelijk op een zonderlinge manier schuw. Als je niet van literatuur hield, telde je eigenlijk niet mee. Sabatier? Het Frans woordenboek biedt geen oplossing. In Google stuit je op Jan Starink, haar toenmalige minnaar. Hij blijkt te zijn getrouwd met een dichteres onder de naam Gertrude Starink, die een drietal op elkaar volgende bundels publiceerde, allemaal met de titel "Een reis naar Egypte". Dezelfde titel als die eerdere bundel van Ruth, maar dan niet met Egipte maar met Egypte in de titel. Dat kan geen toeval zijn. Zou Ruth later met Jan getrouwd zijn? En haar werk als cyclus onder dezelfde naam - iets aangepast - voortgezet hebben? Van Ruth herinner ik me dat ze uit Breda kwam, omdat ik zélf mijn middelbare schooltijd daar doorbracht (we kenden elkaar toen nog niet) Gertrude Starink werd, aldus Google, in 1947 in Breda geboren, ze overleed "na een langdurige ziekte" in 2002 in Saint Ives in Cornwall, in een huis met uitzicht op de vuurtoren uit de roman "To the Lighthouse" van Virginia Woolf. Het verhaal gaat dat er op zeker moment een dokter aan haar bed kwam. Ruth/Gertrude lag te lezen toen de dokter haar vertelde dat ze kanker had. "Dat dacht ik wel", zou ze gezegd hebben, waarna ze verder las.
PS 4: De echte naam van Ruth is uiteindelijk boven water gebracht: Ruth Smulders. Kijk op PS 1 van Infelice (3) En - een dag later - ook de herkomst van haar pseudoniem Ruth Sabatier. Zie Madame Sabatier
Terug naar boven
De AOW-opbouw en het Briefadres
13-12-2006
Al langere tijd wilde ik me eens goed verdiepen in de zaken betreffende uitkeringen en verzekeringen als we eenmaal op reis zijn. Ik ben er al de hele dag mee bezig en nog niet helemaal klaar (aan de AWBZ kwam ik niet toe, volgt nog) We blijken als wereldzeilers een categorie te zijn waar de regelgeving en de bureaucraten niet zonder meer rekening mee houden.
Vandaag was ik bezig met:
- Opbouw van de AOW en de Anw
- Uitkering van de AOW
- Wet Beperking Export Uitkeringen (wet BEU)
tijdens je langdurende afwezigheid.
Van je 15e tot je 65e levensjaar bouw je ieder jaar 2% van je AOW-rechten op. Tenminste: als je al die tijd in Nederland woont. Als we eind mei 2007 met Dulce Nederland uitvaren, dan houdt na één jaar de opbouw van de AOW op, want we zijn geen ingezetenen meer. In mijn geval zou dat een korting van 8% op mijn toekomstige AOW-uitkering opleveren, bij Ans zelfs 12%. Toch zonde! Op sommige websites van wereldreizigers - ook van andere wereldomzeilers - las ik dat een z.g. briefadres zou voldoen. Dat is een adres, bijvoorbeeld van een familielid of vriend in Nederland, die je post doorstuurt en je zaken behartigd en dat je officieel hebt laten inschrijven bij de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) in diens woonplaats.
Dat blijkt dus niet te kloppen, zegt men bij de Sociale Verzekerings Bank die ik daarover uitvoerig gebeld heb.
EEN BRIEFADRES IS DUS NIET VOLDOENDE OM JE AOW-OPBOUW VEILIG TE STELLEN!!
Ik vond zelfs een uitspraak van de toenmalige staatsecretaris Mark Rutte in antwoord op een vraag uit de Tweede Kamer (op 20 januari 2004) waarin hij letterlijk stelt dat een briefadres, ingeschreven bij de GBA, niet voldoet.
Op zeilerssites lees je ook wel dat het helpt om jaarlijks één of meerdere keren even naar Nederland terug te vliegen voor familiebezoek, e.d. Ook dat is niet het geval! Bij juridische sites vind je verschillende rechterlijke uitspraken, die glashelder zijn. Doorslaggevend is het ingezetene zijn. De SVB gaat bij een aanvraag voor een AOW-uitkering altijd na of er sprake is van:
"een persoonlijke band van duurzame aard tussen Nederland en belanghebbende" (Daarbij) "moet het middelpunt van iemands maatschappelijke leven in Nederland zijn"
Bij het oordeel daarover hanteert de SVB criteria van juridische, economische en sociale binding. Hoe je het ook wendt of keert, die gaan voor wereldzeilers niet op. Bovendien hebben die - anders dan emigranten, die zich ergens vestigen - ook nog eens geen vaste woon- of verblijfplaats in het buitenland. Je kunt niet aanvoeren dat je op je boot woont, die onder Nederlandse vlag vaart en die in het volkenrecht als Nederlands grondgebied geldt. Sorry, je boot is namelijk geen gemeente (met een GBA) of een verdragsland. In de sociale wetgeving ben je gewoon....niks!
Hoe moet het dan? Het helpt ook niet om je huis aan te houden (en eventueel te verhuren) en je inschrijving in de GBA van je gemeente niet op te heffen. Wie langer dan 8 maanden buitenslands verblijft, moet zich bij het GBA uitschrijven. Natuurlijk kun je denken "wie merkt dat nou?" en het risico nemen. Temeer waar je je voorneemt minstens één keer in het jaar even terug te zijn. Je kijkt echter zuur op als men er toch achter komt en je uitkering kort.
En...je hoeft dat risico helemaak niet te lopen! Wat je moet doen is binnen een jaar na je vertrek uit Nederland (of al vóór je vertrek) een Vrijwillige Verzekering voor de AOW en/of de Anw bij de SVB aanvragen. De premie is vrijwel gelijk. Het formulier kun je op de SVB-website downloaden. De SVB onderzoekt je aanvraag en dan zijn er twee mogelijkheden: ze kennen je aanvraag voor een vrijwillige voortzetting toe of de verplichte opbouw wordt gewoon voortgezet. Daarmee is de zaak geregeld en loop je geen risico. Denk er wel aan om, als je bijvoorbeeld een VUT of andere prepensioen-uitkering hebt, om bij het pensioenfonds stopzetting van inhouding van AOW.premie te regelen. Anders betaal je twee keer premie (je kunt het later wel terugvragen, maar dat is overbodig gedoe)
Waarom zou je dan toch een officieel briefadres bij de GBA aanmelden? Goede vraag. Misschien alleen maar om aan verkiezingen deel te kunnen nemen..?
Zoekend met Google liep ik tegen de Wet BEU aan, de Wet Beperking Export Uitkeringen. Die is vanaf 1 januari 2000 van kracht. Deze wet bepaalt doodleuk dat je in Nederland moet wonen om een sociale uitkering te kunnen krijgen. Het gaat om de Ziektewet, de WAO, de AOW en de Anw. Uiteraard kun je bij emigratie die uitkeringen wel meenemen naar het land waar je je officieel vestigt (mits het een verdragsland is, maar dat zijn er veel) Maar voor ons als zwervers over de wereld is het moeilijker. Je weet immers niet van tevoren waar je allemaal terecht komt. Stel dat je 65 bent en een AOW-pensioen geniet. Als je dan niets geregeld hebt en zorgeloos met je boot meer dan drie maanden in een land ligt waarvoor de Wet BEU geldt, dan stopt je uitkering. Je denkt misschien: hoe weten ze dat? Waatschijnlijk niet, maar opnieuw loop je een risico (zeker als je een website bijhoudt) en dat is niet nodig.
Want een telefoontje met de SVB-vestiging in Breda leerde dat er in dit geval wél iets voor wereldreizigers geregeld is. Mensen die over de wereld zwerven, aan boord van hun schip wonen en zich dus niet in enig buitenland vestigen, kunnen éénmaal per jaar een Bewijs van in leven zijn (atteste de vie) halen bij een Nederlandse ambassade of consulaat. Dat stuur je op naar de SVB en dan is alles in orde. Wel een gedoe als er geen ambassade of consulaat in de buurt is...
Bizar, eigenlijk! Het doel van de Wet BEU was ooit om te verhinderen dat mensen ten onrechte een uitkering krijgen, of een dubbele - dat zou oneerlijk zijn. Want de sociale uitkeringen zijn geen spaarregelingen, waarmee je voor een recht spaart. Het zijn omslagregelingen, waar iedereen aan bijdraagt. Nietwaar?
P.S. 1: (02-03-2007) Maanden later - begin maart 2007 - blijkt het met die aanvraag voor vrijwillige AOW-verzekeringen toch wat minder gladjes te lopen. Zie Logboek vooraf>02-03-2007
P.S. 2: (19-07-2007) Het verkrijgen van een officieel briefadres, ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie, blijkt ook al niet gemakkelijk. Althans in de Gemeente Papendrecht. Onze aanvraag is afgewezen en we hebben een tegen die beslissing een bezwaarschrift ingediend. Zie Logboek vooraf>09-04-2007. Hieronder kun je klikken voor de tekst van het bezwaarschrift. Op 22-05-2007 werd het bezwaarschrift behandeld in de commissie van advies voor de bezwaarschriften van de Gemeente Papendrecht. Zie Logboek vooraf>23-05-2007 De commissie begreep niks van de houding van de gemeente. Op 19-07-2007 kreeg ik bericht dat ze op zomerreces zijn en dat een besluit van het College van B&W niet voor 20 augustus genomen kan worden.
P.S. 3: (15-08-2007) Een medewerker van de Sociale Verzekeringsbank mailde dat we een vrijwillige verzekering voor de AOW- en Anw-opbouw krijgen, met terugwerkende kracht tot onze vertrekdatum, als we langer dan drie jaar wegblijven. Dat is tenminste duidelijk!
P.S. 4: (07-09-2007) Het blijft een boeiend onderwerp. Sommige wereldzeilers/vertrekkers denken dat hun verplichte AOW-opbouw gewoon automatisch doorgaat, omdat in de tekst van de wet (artikel 3, lid 2) staat: "Voor toepassing van het eerste lid, worden schepen welke in Nederland hun thuishaven hebben, ten opzichte van de bemanning als deel van Nederland beschouwd" Welnu, ook ik vind dat een logische gedachte. Helaas, dezelfde medewerker van de SVB mailde me desgevraagd dezer dagen dat het niet opgaat. Het gaat op (ik citeer hem) "voor klanten (klanten! TZ) die arbeid verrichten op een hiervoor bedoeld schip. In de regel gaat het om heen en weer varende zeelieden die werkzaam zijn in de koopvaardij en zeevisserij" Tja, wij werken niet en vissen ook niet, het gaat dus niet op voor wereldzeilers/vertrekkers. Gewoon een vrijwillige verzekering aanvragen dus, binnen 3 jaar afwezigheid uit Holland. Dan ben je zeker van de voortzetting van je AOW-opbouw. Overigens: het zou voor iedereen wél veel gemakkelijker zijn als we als zeelieden aan boord van een Nederlands schip beschouwd werden! Terug naar boven
De strijd om een briefadres (vervolg 1)
10-11-2007
Op 09-10-2007 ontving ik van zwager Cees via de e-mail de beschikking d.d. 02-10-2007 van het College van B&W van de Gemeente Papendrecht inzake ons bezwaarschrift en het advies van de Commissie van Advies voor de Bezwaarschriften. We waren toen net aangekomen in Figueira da Foz, een plaats langs de Portugese westkust. In de brief, die je door middel van de knop hieronder op je scherm kunt zetten, wordt verwezen naar het advies van de Commissie, dat al op 24 mei jl. gereed was. Er wordt verondersteld dat het advies bekend is, maar ik heb het niet. Dat is een procedurefout! Het had erbij moeten zitten! Niet in de laatste plaats omdat het advies ons kennelijk gelijk gaf: de gemeente moet ons gewoon een briefadres toestaan. B&W desavoueren hun eigen Commissie! Enfin, ik heb (via zwager Cees) een brief verstuurd aan B&W waarin ik ze wijs op de procedurefout en verzoek het Advies alsnog toe te sturen. Bovendien vraag ik de termijn van zes weken voor beroep pas te laten ingaan ten tijde van het versturen van het Advies aan mij. Dat heb ik immers nodig om te bepalen of een beroep bij de Rechtbank van Doprdrecht kans van slagen heeft. Die brief is op 10-10-2007 door Cees verstuurd, na enige dagen ontving hij een ontvangstbevestiging. SChiet lekker op!
En de afwijzende beschikking zelf? Die zit zó vol van fouten (ook taalfouten), kromme redeneringen en juridisch geneuzel, dat er geen beginnen aan is. Voorbeeld: er wordt verondersteld "dat er voor wereldreizigers verzekeringen zijn die de medische kosten volledig dekken" Dat is nou juist niet het geval! Kosten in de sfeer van de AWBZ worden in dergelijke verzekeringen niet gedekt.
Ander voorbeeld: "U heeft tevens ook aangegeven dat u geen adres heeft in het eerste land van verblijf" Waarop doodleuk het tegenovergestelde volgt: Als adres kan worden aangenomen het adres van de haven in het eerste land van verblijf" En als je dan na een paar dagen weer verder vaart? Ze snappen er niks van. Je kan wel bezig blijven.
Het vervelende is dat er ondertussen wel af en toe verwarring dreigt te ontstaan tussen gebruikers van ons formele briefadres (in Gorinchem) en van ons informele postadres (in Papendrecht) Een beroep is daarom zinnig, maar daar heb je een advocaat voor nodig. Een burger kan niet zelf bij een rechtbank beroep instellen. Dat kost dus geld. Mijn rechtsbijstandsverzekering bleek bereid die kosten te dekken. Op 10-11-2007 hebben we beroep ingesteld bij de bestuursechter in Dordrecht.
Naschrift 17-03-2008: Op 28 april a.s. komt de zaak voor een mondelinge behandeling voor bij de Bestuursrechter in Dordrecht.
De strijd om een briefadres (vervolg 2)
28-04-2008
Vandaag komt mijn beroep tegen de Gemeente Papendrecht voor bij de bestuursrechter in Dordrecht. Hieronder vind je onder de knop de pleitnota van mijn advocaat.
09-06-2008
De rechtbank in Dordrecht heeft de beslissing over het beroep, voorzien op 5 juni jl, met maximaal zes weken uitgesteld.
14-07-2008
Mijn advokaat mailt dat de bestuursrechter het beroep heeft verworpen. De tekst van de uitspraak is nog niet beschikbaar. Zodra ik die heb, zal ik hem op de site zetten en commentaar leveren.
De strijd om een briefadres verloren (vervolg 3)
Vandaag ontving ik de tekst van het vonnis van de bestuursrechter in Dordrecht, waarin mijn beroep op de negatieve beslissing van Papendrecht wordt afgewezen. Ik heb het document twee keer doorgelezen, maar de motivering is ingewikkeld en wordt me niet goed duidelijk. Ik kom er nog een keer op terug. Hieronder vind je in elk geval de uitspraak. Terug naar boven
Artikel over de strijd rond het briefadres
In het blad Burgerzaken & Recht schreef Hans Tomson een artikel over ons geschil met de Gemeente Papendrecht (jaargang 15, nummer 7/8, augustus 2008) Tomson werkt op het Adviesbureau Burgerzaken van de Gemeente Amsterdam. Er stond een leuke cartoon bij (zie hiernaast) Zijn artikel vind je onder de knop. Hij onderschrijft overigens de uitspraak van de bestuursrechter in Dordrecht. Daarmee zijn we als wereldzeilers (en back packers en andere zwervers) dus niet geholpen. Het blijft vreemd dat de wetgever destijds geen rekening heeft gehouden met mensen die de wereld in trekken, hun inkomen in Nederland houden, jaarlijks keurig belasting betalen, ooit weer terug zullen keren en verder geen enkel kwaad uitvoeren. Wat kan daar toch de reden voor zijn geweest? Of is er nooit aan ons gedacht? Enfin, als er nog reacties op het artikel komen, zal ik die hieronder weergeven. Terug naar boven
Sandra R. (naam gewijzigd)
10-12-2006
Een leuk tijdverdrijf op mijn leeftijd is namen googelen, namen van mensen uit vroegere perioden van je leven. Kijken of je ze terug kunt vinden en kunt zien wat er van ze geworden is.
Nu ik niet meer werk en geleidelijk aan onder een jarenlange stress uitkom, komt het verleden allengs sterker door. De tijd vóór ik voortdurend knalhard werkte. De tijd vóór meer dan twintig jaar management-stress, het handhaven van jezelf en het vervolgens zo goed mogelijk gebruik maken van je machtsposities. Dat vreet tijd (het gaat er me niet om medelijden op te wekken) Ik leefde voornamelijk bij de dag, in de dagelijkse worsteling om de macht, je zin te krijgen temidden van de inertie van mensen en structuren om je heen, waar ze zich aan vast hielden. Ik had wel een idee waar het heen moest, maar dat was moeilijk onder woorden te brengen, vooral een intuïtief voelen. Later werd het concreter, het fameuze Gorcums model van een volledige transmurale zorgketen in de jaren ´90. Het leidde uiteindelijk tot de formering van de Rivas Zorggroep in 1999. Het begin van die ontwikkeling is levendig beschreven en geanalyseerd door Lucy Boonekamp en Robbert Huijsman in hun boek "Bouwen aan een transmuraal zorgconcern" (Elsevier/De Tijdstroom, 1998)
Ik had er nooit zoveel oog voor, maar veel collega´s en managers om me heen waren doorgaans in de eerste plaats gericht op de eigen survival. Daarom ging ik een paar keer op mijn bek. Harde lessen, maar zonder compassie en idealisme kon ik niet dagelijks naar mijn werk. De werkvloer inspireert in dit opzicht meer. Enfin, het Gorcums model heeft uiteindelijk niet veel navolging gekregen. Maar temidden van het huidig destructief geweld van de marktwerking vind ik het nog altijd beter. Minister Hoogervorst noemde ik daarom altijd l´Apprenti sorcier, de tovenaarsleerling, naar het gelijknamig muziekstuk van de Franse componist Paul Dukas. Hij roept met de marktliberalisatie in de zorg krachten op die hij niet meer kan beheersen. De gezondheidszorg in ons land desintegreert snel, er gaat veel verloren dat niet meer herstelbaar is. Zelfs mijn opvolger in Twente - die beter zou moeten weten - breekt de zorgvuldig opgebouwde transmurale verbanden af. Niet meer van deze tijd. Waarom niet? Ik zou er uren over kunnen vertellen, maar dat was vanavond niet mijn bedoeling.
Want al peinzend over vroeger googelde ik op wat namen van vroeger, van de tijd dat ik in Utrecht geneeskunde studeerde, dat ik woonde in het oude studentenhuis aan de Oude Kamp 17. Een prachtige tijd! Zo vond ik een oud-huisgenote terug: Sandra R. (gewijzigde naam) Ze bleek een eigen website te hebben en ze had boeken geschreven over mensen met een oorlogsverleden. Er stonden ook afbeeldingen op van de kunst, zoals ze die nu maakt. Ik mailde haar een groet en een dag later kreeg ik een groet terug, met een attachment die een tekening bevatte die ze rond 1973 van me maakte (die staat hierboven)*
Oude Kamp 17 was een pand van de SSH, de Stichting Studenten Huisvesting. Ik woonde helemaal boven, rechts aan de achterkant. Naast me woonde Pia Struycken, een vriendelijke, tengere studente psychologie. Sandra studeerde ook psychologie. Zij woonde samen in een kamer beneden aan de tuin met Igno Ponsioen, die in naam ook psychologie studeerde maar die ik nooit aan het werk heb gezien (Hij is, geloof ik, ooit wel afgestudeerd) Sandra en ik waren beiden tamelijk verlegen van aard. Ik herinner me dat we elkaar een keer tegen het lijf liepen op het Janskerkhof, gedag zeiden en vervolgens elkaar verwezen aan staarden, niet wetend wat we moesten zeggen. En dus na een vertwijfelde pauze maar doorliepen zonder een woord gewisseld te hebben. Te gelegener tijd zal ik eens wat herinneringen aan de Oude Kamp optekenen.
* Op 23 mei 2007 vraagt Sandra met het portret, dat ze ooit van me maakte, van de site te halen: "het gaat om een product van mij waar ik artistiek niet meer achter sta" Ze wil niet dat anderen het kunnen zien. Okay, ik heb het eraf gehaald.
Terug naar boven
Leven is onvermijdelijk
Het belangrijkste nieuws stond deze week in een onopvallend hoekje van de krant (NRC/Handelsblad), verdrongen door de burgeroorlog in Irak en allerlei mallotige lijsttrekkersdebatten. "Het ontstaan van leven op onze aarde was 'onvermijdelijk'", aldus twee Amerikaanse wetenschappers uit New Mexico. De geologische omstandigheden op de jonge aarde dwongen het ontstaan van het leven als het ware af, meldt het bericht. Een nauwelijks impliciet gevolg van deze hypothese is dat iedere andere, waterige en rotsachtige planeet in het universum met een naburige zon op geschikte afstand ook leven zou moeten bevatten.
Dat is fantastisch! Leven is mogelijk veel normaler dan velen denken. Ons zonnestelsel is 5 miljard jaar oud, ongeveer één derde van de leeftijd van het universum. Op de aarde ontstond het leven (volgens de huidige inzichten) ongeveer 3,8 miljard geleden. Dat is snel want volgens de geologen stolde het afkoelende aardoppervlak ongeveer 3,9 miljard jaar geleden in vaste materie, aardkorst e.d. Het leven op onze planeet ontstond dus in zo'n 100 miljoen jaar, een erg korte tijd voor kosmologische begrippen.Wat hier op aarde gebeurde was dus onvermijdelijk ...en zou ook overmijdelijk op ontelbare plaatsen elders in het heelal, dichtbij en veraf, vroeger en nu tot op de dag van vandaag gebeurd zijn en nog steeds gebeuren. Het universum is misschien wel vergeven van leven!
Zeer boeiend is de opvatting van beide geleerden in het artikel dat "een aarde mét leven simpelweg stabieler is dan één zonder" (ik citeer het stukje in NRC/Handelsblad) Simpelweg! Die gedachte vormt ook de grondslag van de merkwaardige Gaia-hypothese van James Lovelock, de bejaarde Britse wetenschapper die ondermeer van mening is dat we, om de opwarming van de aarde zo snel en effectief mogelijk te verminderen, op grote schaal kernergie moeten inzetten. Het hele systeem van samenhang, regulering en terugkoppeling van alle levende en levenloze materie op onze aarde vat hij samen onder de naam Gaia. Het houdt zichzelf in stand door zelfregulatie. Een lang verhaal dat alsmaar goed gaat totdat een levensvorm (Homo Sapiens) zó expandeert dat het Gaia-systeem de afwijkingen niet langer kan compenseren en uit balans lijkt te raken. De aarde lijdt aan de mensheid als ware het een dodelijke ziekte, aan - zoals Lovelock het noemt - uitgezaaide primateritis.
Maar terug naar het artikel. Het is geschreven door Harold Morowitz en Eric Smith en het heet "Energy flow and the organization of life" Je kunt het in PDF-format downloaden op https://www.santafe.edu/research/publications/workingpapers/06-08-029.pdf Het telt slechts 8 pagina's. Ik las het één keer met veel moeite en hield er zware hoofdpijn aan over. Er komen sommige zaken in voor die ik me van vroeger herinner, zoals de Citroenzuurcyclus. Maar het ging me eerlijk gezegd zwaar boven de pet, niet in de laatste plaats omdat een centraal element in het betoog de Tweede Wet van de Thermodynamica is en het daarmee samenhangende begrip Entropie. Alles in het universum beweegt zich in de richting van toenemende wanorde. Daarom heeft de tijd één richting. In weerwil van alle onbegrijpelijkheid fascinerend! Dezer dagen probeer ik het artikel nog een keer te lezen.
(Energy flow and the organization of life, Harold Morowitz and Eric Smith, Santa Fe Institute, Santa Fe, USA, 2006, www.santafe.edu)
Terug naar boven
Robinson Jeffers
11-11-2006
In 2003, tijdens onze tocht om Schotland, las ik de Amerikaanse dichter Robinson Jeffers (1887 - 1962) Treffend én ontroerend tegelijk was het feit dat een aantal van zijn gedichten handelen over die ruige, winderige eilanden ten westen van Schotland, het gebied dat we juist doorkruisten. Langs Muck, Eigg en Rum voeren we naar de Outer Hebrides, ver in het westen zagen we Barra, daarachter de Atlantische Oceaan. Ik heb in het verslag van die tocht in mijn Zeilhistorie (zomer 2003) beloofd er op terug te komen.
Beyond the narrows of the Inner Hebrides
we sailed the cold angry sea towards Barra,
where Heaval Mountain lifts like a mast.
We zeilden op nagenoeg dezelfde plaats, maar volop in de zon en met vriendelijk, ruim windje. Het water was diepblauw en vol met walvissen, dolfijnen en basking sharks. Toch voelde je hoe bar en eenzaam het hier kan zijn. Samen met zijn vrouw Una voer Jeffers hier op een oude stoomboot, ver in de herfst ergens in de jaren '30. Er was nauwelijks iemand aan boord, behalve een oude schaapsherder en zijn dochter met een baby, die ze in een deken gewikkeld beschutte tegen de hevige wind. Het was het kind van haar zuster, die stierf bij de bevalling in het ziekenhuis van Glasgow, vertelde ze.
We live on a wee island yonder away,
just the one house.
Bij dat godverlaten eiland legt de boot aan en een curragh haalt ze op.
The dark-haired girl climbed down to it,
with one arm holding
that very doubtful slip of life to her breast.
Niemand spreekt nog een woord maar eenmaal terug thuis zegt Jeffers:
Now, returned home
after so many thousand of miles of road and ocean,
all the hulls sailed in, the houses visited,
I remember that slender skiff with the dark henna sail
bearing off across the stormy sunset to the distant island
most clearly;
and have rather forgotten the dragging whirlpools of London,
the screaming haste of New York.
Het is eigenlijk niet eens een sterk gedicht, het is een tamelijk gewoon thema. Het idiote, gestresste stadsleven versus het onbarmhartige maar eerlijke platteland. In de context van zijn andere gedichten én vanwege het feit dat we daar juist voeren, raakte het me wel. Veel van Jeffers' gedichten zien vanuit een natuurwetenschappelijk wereldbeeld alles in de wereld teloor gaan. Er is niets meer aan te doen. Je kunt alleen nog stoïcijns staren naar de ongelooflijke raadselachtigheid van de dingen, de mensen, de revoluties, de oorlogen, de slachtoffers, de branding die op de rotsen slaat.
These grand and fatal movements towards death
In een ander gedicht (Hooded night) kijkt de dichter 's nachts uit over zee, de mist ademt over de kust zodat er geen sterren en schepen zichtbaar zijn. De enorme rotsen van donker graniet, waarop hij zit, waren al oud voor Egypte pyramides bouwde.
Before the first man here were the stones, the ocean,
the cypresses,
and the pallid region in the stone-rough dome of fog
where the moon falls on the west.
Here is reality.
The other is a spectral episode; after the inquisitive animal's
amusements are quiet: the dark glory.
Dat vind ik wel mooi gezegd: the inquisitive animal, ik vermoed dat daarmee de mens wordt bedoeld. Volgens velen is nieuwsgierigheid nog onze beste eigenschap! Maar de dichter vindt geen reden om die serieus te nemen (amusements), laat staan er hoop aan te ontlenen. Tja...
(The selected poetry of Robinson Jeffers, edited by Tim Hunt, Stanford University Press, 2001)
Terug naar boven
Een Guppy 13
22-10-2006
Een paar dagen nadat ik de vorige beschouwing schreef vond ik op het Internet een foto van de Ocean Wave, een Guppy 13, de boot waarmee Bas Jan Ader in 1975 van de USA naar Europa vertrok en waarmee hij verongelukte. De foto staat hiernaast. Ader zit in de boot. Ik vind het een tobbe. Je kunt zien dat achterop een windvaanstuurinrichting zit. Bovenaan het achterstag zie je een eenvoudige radarreflector. Het lijkt alsof hij geen motor heeft. Onderaan lees je het motto van het project "In search of the Miraculous", het project waar de oversteek van de Atlantic een onderdeel van was.
Guppy´s werden in de jaren ´70 gebouwd in Californië door Melen Marine Ltd. Het waren trailerbare bootjes die ze pocket cruiser of pocket yacht noemden. De Guppy 13 was - je gelooft het niet - nog net geen 4 meter lang! Desondanks noemt men ze bijzonder zeewaardig. Er zou zelfs iemand een wereldomzeiling mee gedaan hebben.
PS (02-04-2007) Bij het opruimen van oude jaargangen van Zeilen kom ik een mooi artikel tegen dat Arjen Hoekstra in het nummer van oktober 2000 over Bas Jan Ader schreef. Het heeft als titel "Het verlangen naar de zee als zienswijze" Terug naar boven
Bas Jan Ader
20 oktober 2006
Vanavond heb ik het gevoel iets over Bas Jan Ader te moeten zeggen. In 1975 verdween hij spoorloos op een overtocht van de Atlantische Oceaan. Al zoveel jaren intrigeert hij me en denk ik na over het kleine oeuvre van deze wonderlijke kunstenaar. Laatst bezocht ik een mooie overzichtstentoonstelling van zijn werk in Museum Boijmans Van Beuningen. Aanbevolen en nog te zien tot 6 november a.s.
Het werk van Ader is emotioneel van aard, getuige de foto hierboven van PLEASE DON'T LEAVE ME, een werk uit 1969. Maar het heeft als ieder belangrijk kunstwerk een sterk filosofische inslag.
Het meest grijpt me ieder keer weer dat vallen van hem aan. Vallen intrigeert hem. Hoe hij bijvoorbeeld - daadwerkelijk! - van een dak valt en zich zeer doet, hoe hij op een fiets in een gracht rijdt, hoe hij van een dijk waait, hoe hij van een boomtak valt. Daar maakte hij filmpjes van in de jaren '70. Ik kan ze niet genoeg zien. Met name het laatstgenoemde filmpje is tergend om aan te zien. Waarschijnlijk is dat ook zo bedoeld. Je ziet hem worstelen, hangend aan een boomtak boven een singelgracht, om zo lang mogelijk het onvermijdelijke moment van vallen uit te stellen. Het moet hem op den duur pijn doen, maar hij houdt vol. Als hij dan uiteindelijk in het water valt is dat niet eens dramatisch. Je ziet nog net hoe hij naar de kant waadt. Het gaat echter om het moment waarop hij valt, de ondeelbare en haast magische fractie van een seconde waarin het hangen in het vallen overgaat. Wanneer is dat precies? Wat verandert er dan? Is er iets tussen in, niet-meer-hangen en nog-niet-vallen? Gebeurt er juist dan iets in de wereld? Een mens valt - ergens was er een overgang die je nét gemist hebt, zoals je doorgaans de essentiële veranderingen in de wereld nét mist. Achteraf pas kun je vaststellen dat er iets gebeurde, dat er iemand viel.
Natuurlijk intrigeert me ook - en niet alleen als zeiler - hoe hij in 1975 solo in een piepklein maar wel zeewaardig jachtje met de naam Ocean Wave vertrekt uit Cape Cod, USA, voor een oversteek naar Europa. Het is een onderdeel van zijn nieuwste project "In search of the miraculous". Nooit komt hij aan. Driekwart jaar later ontdekken vissers ten zuidwesten van Ierland zijn lege bootje. Zijn lifeline zit nog aan het scheepje vast maar van hem ontbreekt ieder spoor. Als zovele zeilers is hij waarschijnlijk reddeloos van boord gespoeld. Ook al zit je nog vast aan je lifeline, zie maar eens aan boord te komen. Vanzelf komt de neiging op om ook hier weer van vallen te spreken.
Er is een biografie van Ader aangekondigd, die de naam "Ocean Wave" zou gaan dragen. Hij wordt geschreven door de dichter Koos Dalstra en Marion van Wijk. Die ga ik zeker kopen. Grappig toeval: Dalstra was medewerker aan de kunstmanifestatie BRAIN/Internal Affairs, die we in 1992 in het Beatrixziekenhuis in Gorinchem organiseerden. Hij schreef destijds de tekst van het etiket voor de witte Breinwijn, die samen met een rode speciaal voor de manifestatie werd uitgebracht. De tekst van het rode etiket was gemaakt door de bejaarde dichter Leo Vroman.
Terug naar boven