Logboek 2020/1 Naar Antarctica
Bark Europa, Devil eiland
Vrijdag 06-03-2020
Gistermiddag lukt het de kapitein inderdaad om in de Herbert Sound te komen. Voor het lange smalle schiereiland The Naze ligt een kilometerbrede zône van drijfijs in de gekste vormen. Een brede, hoge gletsjer ligt aan de oostzijde. Dit is James Ross eiland, dat in het midden liefst 1600 meter hoog is. Met de zodiacs zoeken we er ons een weg doorheen naar het strand. Deze keer is het een zandstrand, maar geen palmbomen. Niks, het is een kale vlakte die verderop begrensd wordt door hoge, bruine en volledig kale bergen met rare spitse toppen. Het lijkt het meest op zoals je je het landschap op Mars voorstelt, inclusief de kou. Later verneem ik dat de NASA hier inderdaad af en toe oefent. In de steenvlakte achter de strandzône zitten troebele poelen, eromheen is het drassig. Je denkt erin weg te kunnen zakken als in drijfzand, maar dat is niet zo. In dit gebied vond men in het verleden talrijke fossielen van dinosaurussen, maar wij vinden er geen. Wel een volledig door de wind gemummificeerde rob, de bruine huid als een tent nog over de botten gespannen. Er ligt een kale schedel bij met de typische, geduchte tanden van de rob (foto hierboven). De wind loeit als een oordeel en we moeten er tegenin. Een deel van de groep gaat zelfs op weg om de kale bergrug te beklimmen, maar dat zie ik niet zitten. Het is geen doen tegen die harde wind in, die steeds feller wordt hoe hoger je komt. Met de rest loop ik langs het strand terug. We worden vergezeld door een Weddell zeerob die steeds voor ons uit zwemt en nieuwsgierig gaat liggen kijken tot we dichtbij zijn. Dan zwemt hij weer een stukje verder (foto hier).
’s Avonds smullen we van de Nasi Goreng van de Friese kok Gjald. Er mag bijgehaald worden; het lijkt de mensa uit mijn studentenjaren wel. Ik houd me in en ga vroeg naar bed en slaap van half negen tot de volgende dag half zeven. Alleen word ik een paar keer wakker als het schip kennelijk in het ijs vastloopt en de motoren loeien om het eruit te trekken. Maar vanmorgen blijkt het anders te liggen: vertelt schipper Erik me in de stuurhut. Vannacht voeren ze de Herbert Sound uit naar stuurboord en bereikten Devil Island, dat aan de noordkust van Vega Island ligt. Er loopt een smalle fjord omheen en die was onze bestemming, maar de wind woei dermate hard uit het westen dat hij zich weer uit de smalle fjord terugtrok en de storm in de Sound uitdreef. Tijdens de laatste uren werd een ijsberg tegen het schip gezogen. Te dichtbij gekomen. De waterwervel onder de kiel trok de ijsberg tegen het schip aan en het moest zich door voor en achteruit manoeuvreren weer losmaken.
Ook vanmorgen staat de storm nog door. Het waait 4- - 45 knopen met soms vlagen met orkaankracht. We ankeren in de smalle fjord om Devil Island maar al meteen gaat het anker krabben. De crew brengt een tweede anker uit. Dat helpt. In de zodiacs varen we naar de zeer ondiepe kust van het duiveleiland, dat ogenschijnlijk zijn naam ontleent aan de beide vulkaantoppen die als horens opsteken en een smal hoge zadeldal tussen zich in sluiten. De zodiacs lopen bij herhaling voor het steenstrand vast, en de felle wind drijven ze ook nog naar de ondiepten. Toch lukt het te ontschepen (foto hier). We gaan op weg naar de pashoogte tussen de twee toppen (foto hier). Aan de andere kant dalen we af; daar is ook een strandvlakte met een kolonie Adélie-pinguins. Veel zijn het er niet meer maar aan de geel uitgebeten steenvlakte kun je zien dat het vele duizenden geweest moeten zijn. Nu zijn er drie groepjes van over, die in hun rui treurig staan te wachten dat ook hun verenpak voldoende lang en vet is voor vertrek.
De wind lijkt steeds verder aan te trekken en het valt niet mee op de been te blijven. De helft gaat toch de zuidelijke top beklimmen maar ik ga in de luwte van een steenrichel zitten kijken. Het is ook hier weer zo duivels mooi. Letterlijk in dit geval. Mijmeren bij het murmelende stroompje dat over de stenen van het zadeldal naar beneden kabbelt. Wat een landschap! Kaal, koud en onherbergzaam, behalve als de zon er even bij komt en een lichte gloed over de hellingen legt. Wie zou hier willen wonen? Het kan trouwens niet eens, het mag niet krachtens het internationale verdrag voor Antarctica dat nog tot 2048 geldt. Wat er daarna gebeurt is de vraag. Ook het laatste ongerepte continent heeft vele grondstoffen.
Opeens zie ik dat een aantal Adélies zich uit de dichtstbijzijnde groep hebben losgemaakt en vlak beneden me om de steenrichel komen waggelen (foto hier). Verbaasd kijken ze omhoog, wat doet die vreemde figuur hier? Ze blijven staan en kijken naar me, minutenlang gebeurt er niets. Twee levensvormen kijken naar elkaar. Dan draait er eentje zich om en dribbelt terug, even later gevolgd door de anderen.
Als we een uurtje later weer bij het steenstrand zijn, waar de Bark Europa aan zijn twee ankers stevig op zijn plek ligt, hebben de zodiacs grote moeite ons te bereiken. De wind is nu zo fel geworden dat je in vlagen niet kunt blijven staan. De zodiacs waaien steeds naar ondiep water en moeten er met moeite weer af gehaald worden. Pas na meerdere pogingen bereiken ze ons en brengen ons terug, waarbij we kletsnat worden van het buiswater.
Vanaf hier zullen we vanmiddag naar het deel van het vasteland varen, dat tegenover ons ligt. Dat is het Trinity schiereiland, waar we omheen zullen varen, de Antarctic Sound in. Daar zullen we nog op twee lokaties aan land gaan: bij een plaats die Brown Bluff heet, een basalt tuya (een vulkaan met steile hellingen en een vlakke top), en bij Hope Bay, waar het Argentijnse station Esperanza is. Die plek speelt ook een rol in het verhaal van de Scandinavische ontdekkingsreiziger Nordenskjöld, wiens voetstappen we vaker drukten. Terug naar boven